Eerste aanleg - enkelvoudig van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 23 de Septiembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Septiembre de 2010
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van [X] te [Z], belanghebbende,

tegen

in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht, de inspecteur.

  1. Loop van het geding

    1.1. Op 20 december 2004 is ter griffie een beroepschrift ontvangen, ingediend door mr. M. Hendriks (Jaegers & Soons advocaten-belastingkundigen) te Nijmegen, de gemachtigde. Bij brief van 24 januari 2005 heeft de gemachtigde zijn beroep gemotiveerd.

    1.2. Het beroep is gericht tegen de uitspraken van de inspecteur betreffende aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PV) voor de jaren 1990 tot en met 2000 en in de vermogensbelasting (hierna: VB) voor de jaren 1991 tot en met 2000 (hierna gezamenlijk: de navorderingsaanslagen), alsmede tegen de uitspraken betreffende de kwijtscheldingsbesluiten ter zake van de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen respectievelijk de gelijktijdig met de navorderingsaanslagen jegens belanghebbende genomen boetebeschikkingen (hierna gezamenlijk: de boetebeschikkingen). Voorts wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen de uitspraken van de inspecteur betreffende de gelijktijdig met de navorderingsaanslagen genomen beschikkingen inzake in rekening gebrachte heffingsrente (hierna: de beschikkingen heffingsrente).

    1.3. De navorderingsaanslagen zijn - voor zover thans van belang - omschreven onder 2.2. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente is bij de bestreden uitspraken, alle gedagtekend 11 november 2004, afgewezen.

    1.4. Het beroep strekt primair tot vernietiging van de uitspraken, de navorderingsaanslagen, alsmede de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente.

    1.5. De gemachtigde heeft bij brief van 13 juni 2005 bezwaar gemaakt tegen het op verzoek van de inspecteur verleende uitstel van het op 8 juli 2005 geplande onderzoek ter zitting.

    1.6. De inspecteur heeft met dagtekening 6 juli 2005 een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert tot het ongegrond verklaren van het beroep. Bij brief van 29 september 2005 heeft de inspecteur een nader stuk ingediend, waarvan bij brief van 3 oktober 2005 een afschrift aan de wederpartij is gezonden.

    1.7. Bij brief van 30 september 2005 heeft de gemachtigde nadere stukken overgelegd, waarvan een afschrift aan de wederpartij is gezonden bij brief van 3 oktober 2005.

    1.8. Bij brief van 3 oktober 2005 heeft de inspecteur nadere stukken overgelegd, waarvan een afschrift aan de wederpartij is gezonden bij brief van 6 oktober 2005.

    1.9. Van het verhandelde ter zitting van 14 oktober 2005 is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op 13 juni 2006 aan partijen is gezonden.

    1.10. Na het onderzoek ter zitting heeft de inspecteur bij brief van 17 oktober 2005 gebruik gemaakt van de ter zitting van 14 oktober 2005 geboden gelegenheid nadere gegevens te verstrekken. De gemachtigde heeft hierop gereageerd bij brief van 24 november 2005. Eveneens bij brief van 24 november 2005 heeft de gemachtigde een nadere reactie gegeven op hetgeen ter zitting van 14 oktober 2005 is besproken. Van beide brieven van de gemachtigde is een afschrift naar de inspecteur gezonden bij brief van 25 november 2005.

    1.11. De Eerste Meervoudige Belastingkamer heeft het beroep voor wat betreft de "8:29/8:42-procedure" verwezen naar de Derde Meervoudige Belastingkamer. Hiertoe zijn door de Eerste Meervoudige Belastingkamer de volledige procesdossiers van de beroepen aan de Derde Meervoudige Belastingkamer ter beschikking gesteld.

    Voor het verloop van de 8:29/8:42-procedure verwijst het Hof naar hetgeen daarover is opgenomen in de door de Derde Meervoudige Belastingkamer gedane tussenuitspraak van 19 april 2006 (hierna: de tussenuitspraak). In de tussenuitspraak is bepaald dat de inspecteur belanghebbende een kopie toezendt van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven waarin door het Hof is aangegeven in hoeverre een beperking van de kennisneming van die stukken door belanghebbende is gerechtvaardigd (de Amsterdamse versie). Vervolgens heeft de inspecteur de gemachtigde de Amsterdamse versie doen toekomen.

    De gemachtigde heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de tussenuitspraak van 19 april 2006 en dit beroep op 3 augustus 2006 ingetrokken.

    1.12. Na verzending van de tussenuitspraak zijn de procesdossiers weer ter beschikking gesteld aan de Eerste Meervoudige Belastingkamer. Die kamer heeft geen kennis genomen van de aan de Derde Meervoudige Belastingkamer ter beschikking gestelde integrale versies van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven, welke versies in verzegelde enveloppen op het gerechtshof worden bewaard. De Eerste Meervoudige Belastingkamer heeft de behandeling van de beroepen weer overgenomen.

    1.13. Van het verhandelde ter zitting van 24 mei 2006 is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op 13 juni 2006 aan partijen is gezonden.

    1.14. Bij brief van 30 juni 2006 heeft de inspecteur een 'Nota Rechtmatigheid' ingezonden. De gemachtigde heeft daarop gereageerd bij brief van 3 augustus 2006, waarop de inspecteur heeft gereageerd bij brief van 25 augustus 2006. Een afschrift hiervan is bij brief van 22 september 2006 naar de wederpartij gezonden.

    1.15. Van het verhandelde ter zitting van 3 november 2006 is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op 22 oktober 2007 naar de gemachtigde is gestuurd en op 7 januari 2008 naar de inspecteur.

    1.16. De griffier heeft bij brief van 10 januari 2007 de inspecteur verzocht nadere informatie te verstrekken. De inspecteur heeft hiervan gebruik gemaakt bij brief van 7 februari 2007. De gemachtigde heeft hierop gereageerd bij brief van 16 maart 2007. Een afschrift van deze brief is op 27 maart 2007 naar de wederpartij gezonden.

    1.17. Van het verhandelde ter zitting van 19 oktober 2007 is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is gezonden op 7 januari 2008.

    1.18. Bij brief van 25 augustus 2008 heeft het Hof de gemachtigde in de gelegenheid gesteld te reageren op het in die brief weergegeven voorlopige oordeel van het Hof. De gemachtigde heeft na verleend uitstel bij brief van 31 oktober 2008 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De inspecteur heeft na gemotiveerde verzoeken tot uitstel, ingediend bij brieven van 17 november 2008 en 8 januari 2009, hierop gereageerd bij brief van 30 maart 2010. Een afschrift van deze laatste brief is bij brief van 13 april 2010 naar de gemachtigde gezonden. Op 25 mei 2010 heeft de gemachtigde het Hof verzocht “de zaak nog even aan te houden”.

    1.19. De meervoudige kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar een enkelvoudige kamer. Van het verhandelde ter zitting van de enkelvoudige kamer op 13 augustus 2010 is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

  2. Tussen partijen vaststaande feiten

    2.1. De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 21 mei 2002 bericht dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat belanghebbende houder is (geweest) van in het buitenland aangehouden bankrekening(en). Nadien heeft de inspecteur nog een aantal brieven aan belanghebbende gezonden.

    2.2.1. Bij brief van 28 november 2002 heeft de inspecteur navorderingsaanslagen IB/PV en VB aangekondigd voor respectievelijk het jaar 1990 en 1991. In een bijlage zijn deze navorderingsaanslagen gespecificeerd, waarvan de navorderingsaanslag IB/PV als volgt:

    belastbare inkomens

    primitieve aanslag 60.000

    correcties

    25.695

    belastbare inkomens

    navorderingsaanslag 85.695

    belastingbedragen

    navorderingsaanslag 12.993

    2.2.2. Bij brieven van 2 en 21 mei 2003 heeft de inspecteur navorderingsaanslagen IB/PV en VB aangekondigd voor respectievelijk de jaren 1991 t/m 2000 en 1992 t/m 2000. In een bijlage bij de brief van 21 mei 2003 zijn deze navorderingsaanslagen gespecificeerd; waarvan de navorderingsaanslagen IB/PV als volgt:

    jaar

    1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

    belastbare inkomens

    primitieve aanslag 60.000 81.103 59.192 62.483 66.355 41.900 39.596 83.075 48.339 39.402

    correcties

    24.210 23.333 20.633 17.235 17.100 35.948 38.500 36.212 53.284 49.236

    belastbare inkomens

    navorderingsaanslag 84.210 104.436 79.825...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT