Voorlopige voorziening+bodemzaak van Centrale Raad van Beroep, 14 de Septiembre de 2010

Datum uitspraak14 de Septiembre de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/4290 WWB-VV

10/3634 WWB

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:

[verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),

in verband met het hoger beroep van:

verzoekster

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 17 mei 2010, 10/1191 en 10/821 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

verzoekster

en

het Dagelijks Bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug, gevestigd te Zeist (hierna: Dagelijks Bestuur).

Datum uitspraak: 14 september 2010

  1. PROCESVERLOOP

    Namens verzoekster heeft mr. G. Boot, advocaat te De Bilt, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

    Namens verzoekster heeft mr. G. Boot tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2010. Namens verzoekster is verschenen mr. M. Vleesch du Bois, kantoorgenoot van mr. Boot. Het Dagelijks Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Roemers.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    1.2. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

    1.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

    1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      2.1. Op 20 juli 2009 heeft verzoekster zich bij het UWV WERKbedrijf gemeld voor het indienen van een aanvraag om bijstand. In het kader van haar aanvraag heeft verzoekster op het door haar op 30 juli 2009 ondertekende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT