Hoger beroep kort geding van Rechtbank Rotterdam, 3 de Noviembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Noviembre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 308137 / HA ZA 08-1369

Vonnis van 3 november 2010

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE LIESVELD,

zetelend te Groot-Ammers,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. M. Snoep te Rotterdam,

tegen

[gedaagde in conventie],

wonende te Rotterdam,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

behandeld advocaat mr. R.Th.J. van ’t Zelfde te Breda,

procesadvocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam.

Partijen blijven hierna aangeduid als Gemeente Liesveld en [gedaagde in conventie].

  1. De procedure

    Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 3 maart 2010 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;

    - akte na tussenvonnis tevens houdende wijziging en vermeerdering van eis van de zijde van

    Gemeente Liesveld;

    - antwoordakte na tussenvonnis, tevens houdende wijziging van eis in reconventie van Van

    der Gaag.

  2. De verdere beoordeling

    in conventie

    De vorderingen terzake het bouwrijp maken

    2.1

    2.1.1 Bij het tussenvonnis is overwogen dat om te kunnen vaststellen of Gemeente Liesveld de op haar rustende, uit de akte van ruiling en de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen tot het bouwrijp maken van de aldaar genoemde percelen is nagekomen, allereerst dient te worden vastgesteld wat in dat kader onder bouwrijp maken verstaan moet worden. Overwogen is voorts dat, hoewel de bewoordingen van zowel de akte van ruiling als de overeenkomst op dit punt duidelijk zijn, niet uitsluitend dient te worden gekeken naar de tekst van de akte van ruiling en de overeenkomst, maar ook acht moet worden geslagen op de zin die partijen in de omstandigheden van het geval over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de akte van ruiling en de overeenkomst mochten toekennen en wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dat verband kan relevant zijn hetgeen partijen tijdens de aan het sluiten van de akte van ruiling en de overeenkomst voorafgaande onderhandelingen hebben besproken en wat zij daarbij over en weer hebben medegedeeld. In dat kader is Gemeente Liesveld in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door [gedaagde in conventie] naar voren gebrachte verklaringen van [X]. Gemeente Liesveld heeft vervolgens een akte genomen, waarop [gedaagde in conventie] eveneens bij akte heeft gereageerd.

    2.1.2 De rechtbank overweegt als volgt.

    [gedaagde in conventie] heeft onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat met Gemeente Liesveld andere afspraken zijn gemaakt over de inhoud van het bouwrijp maken dan hetgeen de akte van ruiling en de overeenkomst daarover bepalen. Relevant voor dit oordeel is dat op de comparitie van partijen namens [gedaagde in conventie] is verklaard dat voorafgaand aan het tekenen van de akte van ruiling en de overeenkomst niet is gesproken over de wijze van bouwrijp maken. Die stelling heeft [gedaagde in conventie] in de verdere procedure uitdrukkelijk gehandhaafd. De stelling dat niet is gesproken over wat onder bouwrijp maken zou moeten worden verstaan, sluit het bestaan van een van de tekst van de akte van ruiling en de overeenkomst afwijkende afspraak daarover uit. Voor het aannemen van een dergelijke afspraak is immers op zijn minst vereist dat partijen daarover hebben gesproken.

    2.1.3 Voor zover de stelling van [gedaagde in conventie] is dat hij, hoewel daarover niet uitdrukkelijk is gesproken, mocht verwachten dat Gemeente Liesveld in het kader van het bouwrijp maken van de bedoelde percelen méér werkzaamheden zou verrichten dan het in de akte van ruiling genoemde “dempen van sloten” en in de overeenkomst genoemde “dichten van de sloten” en “aanbrengen van twee dammen met duikers”, geldt het volgende. [gedaagde in conventie] heeft niet genoegzaam onderbouwd op grond waarvan hij dat gerechtvaardigd mocht verwachten. [gedaagde in conventie] heeft daarover niets gesteld. Het had op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om nader feitelijk toe te lichten en onderbouwen op grond van welke concrete uitlatingen en/of gedragingen van Gemeente Liesveld hij mocht verwachten dat meer zou worden gedaan dan het dempen/dichten van sloten en het aanbrengen van twee dammen. De verklaring van [X] is daartoe onvoldoende. Uit die verklaring komt naar voren dat bij [X] het idee bestaat dat het de bedoeling van partijen was dat de volledige percelen bouwrijp zouden worden gemaakt en niet slechts de sloten zouden worden gedempt. [X] heeft verklaard dat dat de insteek was van de akte van ruiling en de overeenkomst en dat onder andere voorwaarden niet tot het sluiten daarvan zou zijn overgegaan door [gedaagde in conventie]. Uit de verklaring van [X] noch uit de stellingen van [gedaagde in conventie] volgt evenwel op grond van welke omstandigheden dat idee bij [X] (en [gedaagde in conventie]) is ontstaan. In zoverre is van door Gemeente Liesveld opgewekte verwachtingen dan ook niet gebleken. [gedaagde in conventie] heeft in dit kader nog gewezen op met de toenmalige burgemeester [toenmalig burgermeester] gevoerde gesprekken. [gedaagde in conventie] heeft evenwel nagelaten concreet aan te geven wat daarbij is besproken. De stelling dat “altijd tegen elkaar is uitgesproken dat de volledige gronden bouwrijp zouden worden gemaakt”, is evenmin voldoende concreet. Niet duidelijk gemaakt is bij welke gelegenheid of gelegenheden en in welke termen dat over een weer duidelijk is gemaakt. Tegen deze achtergrond is er dan ook onvoldoende naar voren gebracht om de conclusie te kunnen dragen dat [gedaagde in conventie] gerechtvaardigd mocht verwachten dat de percelen volledig bouwrijp zouden worden gemaakt.

    2.1.4 De omstandigheid dat [gedaagde in conventie], zoals hij heeft gesteld, de akte van ruiling en de overeenkomst “in blind vertrouwen” heeft getekend, brengt in het oordeel van de rechtbank geen verandering. Gemeente Liesveld heeft gesteld dat [gedaagde in conventie] zowel de akte van ruiling als de overeenkomst voorafgaand aan het verlijden c.q. sluiten in concept heeft toegezonden gekregen door notaris. Gemeente Liesveld heeft deze stelling gestaafd met brieven van de betrokken notaris, waarin deze melding maakt van de genoemde, aan [gedaagde in conventie] gezonden concept-documenten. [gedaagde in conventie] heeft weliswaar betwist dat hij deze stukken destijds heeft ontvangen, doch die blote betwisting is in het licht van de onderbouwde stelling van Gemeente Liesveld onvoldoende. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [gedaagde in conventie] voorafgaand aan de ondertekening kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de akte van ruiling en de overeenkomst. Voor zover [gedaagde in conventie] meende dat de tekst van deze stukken niet overeenstemde met hetgeen partijen waren overeengekomen, dan had het op zijn weg gelegen om dat kenbaar te maken alvorens tot ondertekening over te gaan. Daarnaast geldt dat, zelfs als vast zou komen te staan dat [gedaagde in conventie] de akte van ruiling en de overeenkomst heeft getekend zonder acht te slaan op de exacte inhoud daarvan, de gevolgen daarvan voor rekening en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT