Kort geding van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 7 de Diciembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Diciembre de 2010
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 7 december 2010

Zaaknummer 200.076.632/01

HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

nevenzittingsplaats Leeuwarden

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

  1. [appellant 1],

    wonende te [woonplaats],

    hierna te noemen: [appellant 1],

    toevoeging, en

  2. [appellant 2],

    wonende te [woonplaats],

    hierna te noemen: [appellant 2].,

    toevoeging,

    in eerste aanleg: gedaagden,

    hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],

    advocaat: mr. S.J.M. Jaasma, kantoorhoudende te Amsterdam,

    tegen

    de publiekrechtelijke rechtspersoon

    gemeente Kampen,

    zetelend te Kampen,

    geïntimeerde,

    in eerste aanleg: eiseres,

    hierna te noemen: de gemeente,

    advocaat: mr. J.J.M. Pinners, kantoorhoudende te Zwolle.

    Het geding in eerste instantie

    In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 28 oktober 2010 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de voorzieningenrechter).

    Het geding in hoger beroep

    Bij exploot van 5 november 2010 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis met dagvaarding van de gemeente tegen de zitting van 9 november 2010.

    De grieven zijn vermeld in de dagvaarding in hoger beroep. De conclusie van deze dagvaarding luidt:

    Verzocht wordt de uitspraak van de voorzieningenrechter te vernietigen met veroordeling van verweerders in de kosten van beide procedures.

    [appellanten] hebben van eis geconcludeerd.

    Bij akte hebben [appellanten] een tweetal producties in het geding gebracht.

    Bij memorie van antwoord, waarbij tevens producties zijn overgelegd, heeft de gemeente verweer gevoerd met als conclusie:

    De vorderingen van [appellanten] dienen afgewezen te worden en bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest dienen [appellanten] veroordeeld te worden in de kosten van het geding in hoger beroep, te vermeerderen met nakosten tot een (forfaitair) bedrag van € 131,--, verhoogd met een bedrag van € 68,00 indien en voor zover [appellanten] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de proceskostenveroordeling hebben voldaan en het arrest om die reden is betekend.

    Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun advocaten. Beide advocaten hebben een pleitnota overgelegd. Bij akte heeft de advocaat van [appellanten] nog een tweetal producties in het geding gebracht.

    Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd, waartoe partijen hun pleitdossiers hebben overgelegd.

    De grieven

    Appellanten hebben zes grieven ontwikkeld.

    De beoordeling

    de feiten

    1.1 Tegen de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter zijn geen grieven opgeworpen, zodat het hof van deze feiten zal uitgaan. Deze feiten komen, samen met hetgeen overigens over de feiten is komen vast te staan, in het kort op het volgende neer.

    1.2 De gemeente is eigenares van de woonwagenstandplaats aan [adres] (hierna: de standplaats).

    1.3 [appellant 1] (geboren [in 1962]) heeft op 15 oktober 1984 een overeenkomst gesloten met de gemeente op grond waarvan hij de standplaats huurt met ingang van 30 september 1984. In een begeleidende brief van 15 oktober 1984 heeft de gemeente [appellant 1] onder meer het navolgende meegedeeld:

    "(…)

    Uw bijzondere omstandigheden daarbij in aanmerking nemende hebben wij besloten u -bij wijze van hoge uitzondering- tijdelijk de passantenplaats [adres 1] als vaste standplaats in gebruik te geven. U dient deze passantenplaats te ontruimen zodra u een standplaats elders in de gemeente wordt toegewezen.

    (…)"

    1.4 [appellant 1] heeft vervolgens in een woonwagen op de standplaats gewoond, totdat hij eind jaren tachtig, begin jaren negentig is ingetrokken bij zijn (toenmalige) vriendin, [naam], in een woonwagen op de standplaats [adres 2]. De huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats [adres 2] staat op naam van [toenmalige vriendin] Met ingang van 15 februari 1990 stond [appellant 1] in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) ingeschreven op het adres [adres 2].

    1.5 Vanaf het moment dat [appellant 1] de standplaats metterwoon heeft verlaten, is de standplaats gebruikt door zijn broer, de heer [broer appellant 1], tot aan diens overlijden op 21 mei 2006. [appellant 2]. (geboren op 1 februari 1991)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT