Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Almelo, 23 de Febrero de 2011

Datum uitspraak23 de Febrero de 2011
Uitgevende instantie:Almelo

201007021/1/V3.

Datum uitspraak: 23 februari 2011

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 24 juni 2010 in zaak nr. 08/35647 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister van Justitie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 24 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 21 juli 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. In de overwegingen wordt onder de minister tevens verstaan diens rechtsvoorganger.

2.2. De vreemdeling klaagt in zijn derde grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de omstandigheid dat hij door de United Nations High Commissioner for Refugees (hierna: de UNHCR) als vluchteling is erkend er niet toe leidt dat hij hier te lande als vluchteling moet worden toegelaten. Daaraan is door de rechtbank volgens de vreemdeling ten onrechte ten grondslag gelegd dat Nederland op basis van artikel 35 van het Verdrag betreffende de status van Vluchtelingen van Genève van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (hierna: het Vluchtelingenverdrag) met de UNHCR samenwerkt, dat dit artikel geen plicht behelst om de standpunten van de UNHCR te volgen en dat Nederland een eigen bevoegdheid heeft inzake statusbepaling en de beslissing of een verblijfsvergunning wordt verleend.

Daartoe voert de vreemdeling onder meer aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat in het besluit van 5 september 2008 ten onrechte geen betekenis is toegekend aan zijn erkenning door de UNHCR als vluchteling, zodat dit besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit het door de minister gehanteerde beleid, dat is neergelegd in paragraaf C2/2.13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), volgt dat de minister had dienen te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT