Hoger beroep van Rechtbank Amsterdam, 6 de Abril de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Abril de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

BESCHIKKING IN HOGER BEROEP

Parketnummer: 13/661226-10

RK nummer: 11/1483

Gezien de akte rechtsmiddel tegen de beschikking van 7 maart 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement Amsterdam, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 10 maart 2011, in de strafzaak van:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedatum] 1983

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres

[adres],

thans gedetineerd in het huis van bewaring [huis van bewaring]

Gezien de stukken, waaronder het dossier dat betrekking heeft op de voorlopige hechtenis van verdachte, alsmede de akte rechtsmiddel;

Gehoord op 31 maart 2011 in raadkamer de officieren van justitie mrs. F. Dekkers en M.C. Bienfait-van Kampen, verdachte, alsmede diens raadsman, mr. T. van der Goot;

36e Wetboek van Strafvordering (Sv)

De raadsman heeft betoogd dat de rechter-commissaris ten onrechte artikel 36e Sv als grondslag heeft genomen voor het bevel tot plaatsing in het Pieter Baan Centrum (PBC). Een dergelijke aanname staat volgens hem op gespannen voet met een arrest van het Gerechtshof Amsterdam (26 november 2008, LJN BG5371) en de specifieke wettelijke regeling zoals vastgelegd in artikel 196 Sv. Het gaat om een van de meest ingrijpende dwangmiddelen in de fase van het vooronderzoek waarvoor een specifieke wettelijke regeling is gecreëerd. Het past volgens de raadsman niet dat de rechter-commissaris daarnaast een eigen bevoegdheid heeft.

De officieren van justitie zijn van mening dat de rechter-commissaris de bevoegdheid had ambtshalve het bevel uit te vaardigen en dat een gerechtelijk vooronderzoek daarvoor niet noodzakelijk was.

Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris wel degelijk op grond van artikel 36e Sv de bevoegdheid heeft een bevel tot plaatsing van verdachte in het PBC te geven. Artikel 36c Sv, dat bij een onderzoek als bedoeld in artikel 36e Sv van overeenkomstige toepassing is verklaard, geeft immers aan dat de bepalingen van de tweede tot en met vijfde afdeling van de Derde Titel van het Tweede Boek van overeenkomstige toepassing zijn, uitgezonderd een aantal uitdrukkelijk genoemde artikelen. De artikelen 196 en 197 Sv zijn niet uitgezonderd en derhalve van toepassing. Ook aan de overige voorwaarden genoemd in artikel 36e Sv is voldaan. De door de raadsman genoemde jurisprudentie van het Gerechtshof Amsterdam werpt geen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT