Kort geding van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 2 de Agosto de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Agosto de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.075.488

arrest van de zevende kamer van 2 augustus 2011

in de zaak van

MAATSCHAP [X.] ADVOCATEN,

gevestigd te [vestigingsplaats],

appellante in principaal appel,

geïntimeerde in incidenteel appel,

advocaat: mr. C.R.N. de Boer,

tegen:

[Y.],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in principaal appel,

appellant in incidenteel appel,

advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,

op het bij exploot van dagvaarding van 7 oktober 2010 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht in kort geding gewezen vonnis van 27 september 2010 tussen principaal appellante – hierna: de maatschap – als gedaagde en principaal geïntimeerde – hierna: [Y.] – als eiser.

  1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 153722 / KG ZA 10-365)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1. De maatschap is tijdig in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven heeft zij, onder overlegging van vijf producties, vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing (geheel of ten dele) van de door [Y.] gevraagde voorlopige voorzieningen, met veroordeling van [Y.] in de kosten van beide instanties.

    2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] de grieven bestreden en daarbij zestien producties overgelegd. Voorts heeft [Y.] incidenteel appel ingesteld, daarin twee grieven aangevoerd en geconcludeerd kort gezegd, tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij de door [Y.] gevorderde betaling van contractuele boetes en wettelijke handelsrente werd afgewezen, en tot alsnog toewijzing van de in eerste aanleg gevorderde betalingen zoals geformuleerd in het petitum van de MvA/MvG incidenteel appel.

    2.3. De maatschap heeft in incidenteel appel geantwoord.

    2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

  3. De gronden van het hoger beroep

    Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de beide memories.

  4. De beoordeling

    in principaal en incidenteel appel

    4.1. Geen grieven zijn gericht tegen de door de voorzieningenrechter in rov. 2.1 tot en met 2.9 van het beroepen vonnis vastgestelde feiten. Ook het hof zal van deze feiten uitgaan.

    4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    4.2.1. [Y.] was, tezamen met twee andere maten, tot 1 juni 2009 maat in de maatschap [Y.], [A], [B.] Advocaten (hierna: de oude maatschap), kantoor houdende te [vestigingsplaats] aan het adres [adres]. Per genoemde datum is deze maatschap althans de advocatenpraktijk ter plaatse voortgezet door principaal appellante (maatschap[X.]).

    4.2.2. De kantoorruimte werd aanvankelijk, tot 1 februari 2005, gehuurd van woningstichting [plaats]. De drie maten ([Y.], [A.] en [B.]) hebben het pand waarin de kantoorruimte zich bevindt gezamenlijk, ieder voor 1/3 aandeel, bij leveringsakte d.d. 1 februari 2005 in eigendom verkregen. Met ingang van die datum hebben zij de kantoorruimte op basis van een nieuwe huurovereenkomst verhuurd aan de oude maatschap, voor een initiële duur van 5 jaren. De aanvangshuurprijs bedroeg op maandbasis € 4.650,-- (geen btw), in gelijke delen te voldoen aan de drie mede-eigenaren (ieder

    € 1.550,-- per maand). Rekening houdend met de contractuele indexering beliep de maandelijks aan [Y.] verschuldigde huur per 1 januari 2009 € 1.667,74 en per 1 januari 2010 € 1.674,41.

    4.2.3. De tot het pand behorende afzonderlijke bovenwoning ([adres] ) was op 1 februari 2005 reeds verhuurd aan een derde. Na de eigendomsverkrijging van het pand is deze huurovereenkomst door de drie mede-eigenaren voortgezet. De inning van de huurprijs werd ingevolge een op 1 februari 2005 gesloten beheerovereenkomst overgelaten aan de oude maatschap, met doorbetaling aan de drie mede-eigenaren (ieder 1/3 gedeelte).

    4.2.4. Na beëindiging van de deelname van [Y.] aan de oude maatschap, per 1 juni 2009, heeft hij vanaf die datum tot 1 mei 2010 het hem toekomende gedeelte van de huurprijs betreffende de kantoorruimte niet volledig maar ten dele ontvangen. Vanaf 1 mei 2010 werd geen huur meer aan [Y.] voldaan, ook niet betreffende de bovenwoning.

    4.2.5. Na verscheidene sommaties heeft [Y.] de maatschap in kort geding betrokken en gevorderd, kort gezegd, de maatschap bij wege van voorlopige voorziening te veroordelen tot betaling van:

  5. ter zake van de kantoorruimte:

    1. de huurachterstand ad € 16.161,76 over de periode juni 2009 tot en met september 2010, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;

    2. de contractuele boete (ex artikel 18 lid 2 van de op de huurovereenkomst toepasselijke algemene bepalingen) over de periode juni 2009 t/m september 2010 (totaal € 24.300,--), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;

    3. de met ingang van 1 oktober 2010 vervallende maandbedragen ad € 1.674,41, te vermeerderen met indexering en wettelijke handelsrente;

    4. de met ingang van 1 oktober 2010 verschuldigde contractuele boete over de achterstand sedertdien, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;

  6. ter zake van de woonruimte:

    1. de huurachterstand ad € 464,78 over mei tot en met september 2010, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;

    2. de met ingang van 1 oktober 2010 vervallende maandbedragen ad € 93,47, te vermeerderen met indexering en wettelijke handelsrente;

    met veroordeling van de maatschap...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT