Cassatie van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 16 de Mayo de 2011
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 16 de Mayo de 2011 |
Uitgevende instantie: | Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands) |
Rolnummer: 22-004672-09
Parketnummer: 12-706044-09
Datum uitspraak: 16 mei 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 28 augustus 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 16 maanden en is hij ter zake van het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 260,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
-
hij op of omstreeks 24 september 2007, te Ritthem, gemeente Vlissingen, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten acetylmorfine (6-MAM) en/of morfine en/of codeïne en/of cocaïne (benzoylecgonine en methylecgonine) en/of cannabinoïden en/of cannabis (THC-COOH), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
-
hij op of omstreeks 24 september 2007, te Ritthem, gemeente Vlissingen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,07 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 2 niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging omdat -kort gezegd- in geval van het aanwezig hebben van een hoeveelheid heroïne zoals tenlastegelegd een politiesepot dient te volgen, overeenkomstig de door het College van procureurs-generaal uitgevaardigde Richtlijn voor strafvordering Opiumwet.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het zich bij de stukken bevindende proces-verbaal rijden onder invloed blijkt dat de politie in...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT