Voorlopige voorziening+bodemzaak van Centrale Raad van Beroep, 19 de Septiembre de 2011

Datum uitspraak19 de Septiembre de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/4701 WMO-VV

11/3217 WMO

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:

[Verzoekster], wettelijk vertegenwoordigd door haar vader [naam vader], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),

in verband met het hoger beroep van:

verzoekster

tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 14 april 2011, 11/235 en 11/236 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

verzoekster

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Enkhuizen

Datum uitspraak: 19 september 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2011. Voor verzoekster is haar vader, [naam vader] (hierna: [naam vader]), verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Mentink, werkzaam bij de gemeente Enkhuizen.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    1.2. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

    1.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

    1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

      2.1. Het College heeft verzoekster op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij besluit van 20 mei 2009 in aanmerking gebracht voor een woonvoorziening, te weten een uitbreiding van het plafondliftsysteem in natura. Bij brief van 18 juni 2010 heeft [naam vader] namens...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT