Voorlopige voorziening+bodemzaak van Centrale Raad van Beroep, 27 de Septiembre de 2011
Datum uitspraak | 27 de Septiembre de 2011 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
11/3881 WW
11/3911 WW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van de verzoeken om voorlopige voorziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (verzoeker),
in verband met het hoger beroep van:
verzoeker
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 1 juli 2011, 11/379 en 11/380 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 27 september 2011.
-
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft H. van Noort hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en tevens een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011, waarbij het verzoek van verzoeker gevoegd is behandeld met het verzoek dat is geregistreerd onder nummers 11/3912 t/m 11/3943 WW-VV. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger]. Namens het Uwv is verschenen L.A.P. ter Laak. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst. In de zaken met nummers 11/3912 t/m 11/3943 WW-VV wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
-
OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
1.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. Verzoeker is vanaf 1 september 2003 werkzaam geweest voor [naam werkgever]. Begin 2004 is hij ontslagen. Verzoeker heeft daarop een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Bij besluit van 14 mei 2004 is aan appellant met ingang van 12 januari 2004 een kortdurende WW-uitkering toegekend.
2.2. Bij besluit van 1 november...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT