Hoger beroep kort geding van Council of State (Netherlands), 12 de Octubre de 2011

Datum uitspraak12 de Octubre de 2011
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201011809/1/H2.

Datum uitspraak: 12 oktober 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de stichting Radboud Universiteit Nijmegen en de stichting Universiteit Twente (hierna ook gezamenlijk: de stichtingen),

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 3 november 2010 in de gevoegde zaken nrs. 09/389 en 09/830 in het geding tussen:

de stichtingen

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, thans de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris).

1. Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 19 juni 2008 heeft de staatssecretaris de rijksbijdrage voor de Universiteit Twente en voor de Radboud Universiteit Nijmegen voor het jaar 2008 vastgesteld.

Bij onderscheiden besluiten van 16 maart 2009 heeft de staatssecretaris de door de stichtingen daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

Bij onderscheiden besluiten van 18 maart 2010 heeft de staatssecretaris, naar aanleiding van een tussenuitspraak van de rechtbank van 10 februari 2010, die bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 november 2010, verzonden op 5 november 2010, heeft de rechtbank de door de stichtingen daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de stichtingen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 januari 2011.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2011, waar de stichtingen, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat te Nijmegen, en mr. M.H.G.M. van Fessen en P.G.C. Vos, beiden werkzaam bij de Radboud Universiteit Nijmegen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. B.J. de Koning, mr. H.J. Minkhorst en mr. M.D. Cossee-Gosschalk, allen werkzaam bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 2.5, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW), zoals die wet luidde ten tijde hier van belang, wordt de rijksbijdrage berekend op de grondslag van een algemene berekeningswijze.

Ingevolge het derde lid wordt de rijksbijdrage jaarlijks door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) vastgesteld in overeenstemming met het desbetreffende onderdeel van de voor dat begrotingsjaar vastgestelde rijksbegroting.

Ingevolge het vierde lid wordt, indien het in het derde lid bedoelde onderdeel van de voor het desbetreffende begrotingsjaar vastgestelde rijksbegroting wordt gewijzigd, de rijksbijdrage door de minister nader vastgesteld.

Ingevolge artikel 2.6, eerste lid, wordt de in artikel 2.5, eerste lid, bedoelde algemene berekeningswijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. De algemene maatregel van bestuur bevat voor alle instellingen of voor groepen van instellingen gelijkelijk geldende maatstaven. Deze maatstaven hebben betrekking op de aard en omvang van de werkzaamheden en op de uitvoering daarvan.

Ingevolge het vijfde lid hebben de maatstaven voor bekostiging van het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten in ieder geval betrekking op de maatschappelijke en wetenschappelijke behoefte aan het onderzoek, waarbij rekening wordt gehouden met het profiel van de instellingen alsmede de kwaliteit van het onderzoek.

Ingevolge artikel 2.7, eerste lid, maakt de minister aan elke instelling jaarlijks in september bekend welke rijksbijdrage voor het komende begrotingsjaar voorlopig kan worden verwacht. Hij deelt daarbij mede op welke wijze de geraamde rijksbijdrage is berekend.

Ingevolge het tweede lid maakt de minister aan elke instelling zo spoedig mogelijk na de in artikel 2.5, derde lid, bedoeld vaststelling bekend, welke rijksbijdrage voor de instelling is vastgesteld.

Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (hierna: het Uitvoeringsbesluit WHW) is de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, van de WHW. Bij besluit van 16 april 2008, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met het samenvoegen van dat besluit met het Bekostigingsbesluit WHW en in verband met de wijziging van de bepalingen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT