Hoger beroep kort geding van Council of State (Netherlands), 12 de Octubre de 2011

Datum uitspraak12 de Octubre de 2011
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201010887/1/H1.

Datum uitspraak: 12 oktober 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

  1. het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard,

  2. [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B] (hierna: [appellanten sub 2]), wonend te Valkenswaard,

    tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 oktober 2010 in zaak nrs. 10/1531 en 10/341 in het geding tussen:

    [wederpartij A] en [wederpartij B], wonend dan wel gevestigd te Valkenswaard,

    en

    het college.

  3. Procesverloop

    Bij besluit van 21 juli 2009 heeft het college [wederpartij A] en [wederpartij B] onder oplegging van een dwangsom gelast de op het perceel plaatselijk bekend [locatie] te Valkenswaard (hierna: het perceel) in strijd met artikel 40 van de Woningwet aanwezige verbouwing (van fysioruimte naar kinderdagverblijf) binnen één jaar na verzending van het besluit ongedaan te maken en te houden.

    Bij besluit van 8 december 2009 heeft het college de door [wederpartij A] en [wederpartij B], alsmede de door [appellanten sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

    Bij uitspraak van 7 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het door [wederpartij A] en [wederpartij B] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 december 2009 vernietigd, bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen en het besluit van 21 juli 2009 met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2010 en [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2010, hoger beroep ingesteld. [appellanten sub 2] hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 16 december 2010.

    Het college en [wederpartij A] en [wederpartij B] hebben een verweerschrift ingediend.

    Bij besluit van 9 november 2010 heeft het college het door [wederpartij A] en [wederpartij B] tegen het besluit van 21 juli 2009 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

    Tegen dit besluit hebben [wederpartij A] en [wederpartij B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2010, beroep ingesteld. [wederpartij A] en [wederpartij B] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 27 december 2010.

    [appellanten sub 2] en [wederpartij A] en [wederpartij B] hebben nadere stukken ingediend.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2011, waar [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. A. Barada, het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta en H. Pieters, beiden werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij A], in persoon, en [wederpartij B], vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Verhagen, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.

  4. Overwegingen

    2.1. Het college heeft gelast dat de volgende werkzaamheden ongedaan worden gemaakt en gehouden:

  5. het dempen van het zwembad met een zandpakket;

  6. het maken van een vloer;

  7. het realiseren van een verdiepingsvloer;

  8. het plaatsen van een vluchttrap aan de buitenzijde van het gebouw;

  9. het aanbrengen van diverse gevelwijzigingen in de voorgevel en de rechterzijgevel;

  10. het maken van scheidingswanden op de vloeren.

    2.2. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het niet bevoegd is handhavend op te treden tegen het dempen van het zwembad met een zandpakket en het maken van scheidingswanden op de vloeren. Daartoe voert het aan dat deze werkzaamheden onlosmakelijk samenhangen met de overige, hierboven onder twee tot en met vijf vermelde werkzaamheden.

    2.2.1. Het college draagt terecht voor dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat tussen de verschillende onder 2.1 genoemde werkzaamheden een onlosmakelijke samenhang bestaat, nu deze werkzaamheden deel uitmaken van één samenhangend, aanvankelijk vergund bouwplan en derhalve voor de bevoegdheid tot handhaving van het college als één geheel dienen te worden beschouwd. Daarbij is van belang dat het bouwplan als geheel, dat diende ten behoeve van het omvormen van een fysioruimte naar een kinderdagverblijf, niet kon worden gerealiseerd zonder het dempen van het zwembad met een zandpakket.

    De Afdeling sluit hiermee aan bij haar jurisprudentie met betrekking tot de aanvraag om bouwvergunning, waarin is bepaald dat splitsing van een bouwplan dat uit verschillende onderdelen bestaat, waaronder mogelijk op zichzelf beschouwd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT