Voorlopige voorziening+bodemzaak van Centrale Raad van Beroep, 20 de Diciembre de 2011

Datum uitspraak20 de Diciembre de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/4288 WWB

11/4331 WWB-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht

en artikel 21 van de Beroepswet, naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:

[verzoekster] (hierna: verzoekster)

in verband met het hoger beroep van:

verzoekster

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2011, 10/4255 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

verzoekster

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)

Datum uitspraak: 20 december 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Namens verzoekster heeft mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

    Namens verzoekster heeft mr. Koevoets tevens een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2011, waar verzoekster, zoals tevoren bericht, niet is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. el Fizazi, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

      1.1. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

      1.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

    2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      2.1. Verzoekster is een meerderjarige vreemdelinge van gestelde Chinese nationaliteit. Zij is niet eerder in Nederland toegelaten en heeft op 2 december 2009 een verzoek ingediend om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking “verblijf als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT