Wraking van Centrale Raad van Beroep, 14 de Febrero de 2012

Datum uitspraak14 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/4079 WWB-W

10/5083 WWB-W

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

BESLISSING

op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door

[verzoeker], wonende te [woonplaats] (verzoeker),

Datum beslissing: 14 februari 2012

  1. PROCESVERLOOP

    Verzoeker heeft bij faxbericht van 24 januari 2012 een verzoek om wraking van mr. R.H.M. Roelofs (rechter) ingediend.

    De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid te worden gehoord.

    Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 7 februari 2012, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. J.J.A. Bosch, advocaat.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

    1.2. Het verzoek om wraking is ingediend naar aanleiding van de behandeling van een door verzoeker ingesteld hoger beroep ter zitting van 24 januari 2012 en richt zich tegen de rechter als voorzitter van de meervoudige kamer van de Raad.

    1.3. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking, zoals nader toegelicht ter zitting van 7 februari 2012, een aantal feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd welke volgens hem duidelijk blijk geven van vooringenomenheid van de rechter. Daarbij heeft hij - kort samengevat - gewezen op de navolgende feiten en omstandigheden:

    - dat de rechter de verkeerde onderwerpen naar voren heeft gebracht, dat hij niet de vragen heeft gesteld die nodig waren en heeft verzuimd om de feiten met verzoeker door te nemen, waardoor sprake is geweest van een onjuiste behandeling van zijn zaken;

    - dat de rechter verzoeker niet heeft laten spreken, althans slechts zeer beperkt aan het woord heeft gelaten en dat verzoeker in de laatste termijn niet in de gelegenheid is gesteld het woord te voeren;

    - dat de rechter heeft geweigerd om verzoeker vragen aan het bestuursorgaan te laten stellen;

    - dat de rechter geen onderscheid kon maken tussen de rekening van een stichting en van een natuurlijk persoon;

    - dat in het proces-verbaal niet alle opmerkingen van verzoeker zijn terug te vinden;

    - dat in strijd met de artikelen 8 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is gehandeld.

    1. De Raad komt tot de volgende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT