Verzet van Rechtbank Rotterdam, 22 de Febrero de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 22 de Febrero de 2012 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Rotterdam |
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 393050 / HA ZA 11-2227
Vonnis in verzet van 22 februari 2012
in de zaak van
naamloze vennootschap
CARDIF SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Oosterhout,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat in de oorspronkelijke procedure mr. V. Kortenbach,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. R. Küçükünal.
Partijen zullen hierna Cardif en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 6 juli 2011 tussen Cardif en [gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 379973 / HA ZA 11-1343
- de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord), met producties.
Vervolgens heeft de rolrechter de zaak aangehouden met het oog op de betaling door [gedaagde] van het griffierecht.
De overwegingen
Op grond van artikel 3 lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) is iedere verschenen partij in een civiele procedure een griffierecht verschuldigd. Op grond van het derde lid van die bepaling dient de eiser ervoor te zorgen dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de eerstdienende dag op de rekening van de rechtbank is bijgeschreven. Voor de gedaagde geldt een termijn van vier weken na zijn verschijning.
Gaat het om een verzetprocedure, dan geldt op grond van artikel 147 Rv het volgende. Was het verstek tegen de oorspronkelijke gedaagde verleend wegens het niet tijdig voldoen van het door hem verschuldigde griffierecht, dan dient hij ervoor te zorgen dat het verschuldigde griffierecht is voldaan op de eerste roldatum van het verzet (lid 2). Was het verstek tegen de oorspronkelijk gedaagde verleend wegens het niet verschijnen in het geding, dan houdt de rechter de zaak aan zolang de gedaagde het verschuldigde griffierecht niet heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3 Wgbz nog loopt (lid 3).
De rechtbank heeft geconstateerd dat tegen [gedaagde] in de oorspronkelijke procedure verstek was verleend omdat zij niet in het geding was verschenen. Op grond van het bepaalde in artikel 147 lid 3 Rv diende zij er dus voor te zorgen dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de eerste datum van het verzet op de rekening van de rechtbank was bijgeschreven.
Deze zaak diende in verzet voor het eerst op 28 december 2011. Dat betekent dat het griffierecht uiterlijk op 25 januari 2012 moest zijn betaald. Uit de administratie van de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT