Verzet van Rechtbank Groningen, 20 de Marzo de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Marzo de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Groningen

beschikking

RECHTBANK GRONINGEN

Sector civielrecht

zaaknummer / rekestnummer: 131584 / HA RK 12-12

Beschikking van 20 maart 2012

in de zaak van

[A],

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

tegen

DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK GRONINGEN,

gevestigd te Groningen,

verweerder.

  1. De procedure

    Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het verzoekschrift

    - het verweerschrift.

    1.1. In de zaak met kenmerk 130714 HA ZA 11-732 is de heer [B] te [woonplaats] in vrijwaring gedagvaard. In de dagvaarding is opgenomen de aanzegging dat bij verschijning in het geding van gedaagde een griffierecht van EUR 260,- zal worden geheven, te voldoen binnen vier weken te rekenen vanaf het tijdstip van verschijning. De heer [B] is verschenen.

    1.2. Op 7 januari 2012 heeft verzoeker een nota van de griffier ontvangen, waaruit blijkt dat in deze zaak een bedrag van EUR 1.400,- aan vast recht in rekening is gebracht.

    1.3. Het gefactureerde bedrag is op 17 januari 2012 voldaan.

  2. Het verzoek

    2.1. [A] heeft zich verzet tegen de vaststelling van het vast recht ten bedrage van EUR 1.400,-, omdat in de dagvaarding is opgenomen de aanzegging dat bij verschijning in het geding van gedaagde een griffierecht van EUR 260,- zal worden geheven. Daarnaast is in de vordering geen enkel bedrag aan hoofdsom opgenomen en derhalve betreft het een zaak van onbepaalde waarde.

    De heer [B] is een natuurlijk persoon en het geldende tarief voor natuurlijke personen bij een vordering van onbepaalde waarde was op 7 december 2011 (de eerste roldatum) een bedrag van EUR 260,-. [A] verzoekt dan ook om te volstaan met een heffing van EUR 260,-.

    2.2. De griffier van de rechtbank heeft zich op het standpunt gesteld dat de grondslag van het griffierecht juist is, namelijk een geldelijk belang in de hoofdzaak van € 341.155,19 vermeerderd met rente en kosten, maar dat er EUR 14,- te weinig is berekend. Verzoeker is namelijk het gelijke griffierecht verschuldigd als de gedaagde in de hoofdzaak

    (zijnde EUR 1.414,-). De griffier verzoekt het griffierecht nader te bepalen op € 1.414,-.

  3. De beoordeling

    3.1. Het griffierecht wordt bepaald op basis van de Wet Griffierecht Burgerlijke Zaken (WGBZ). De griffier is derhalve niet gebonden aan de griffierechtaanzegging in de dagvaarding.

    De rechtbank overweegt dat verzoeker, op grond van het bepaalde in artikel 210 lid 4 Rechtsvordering (Rv), een afschrift zal hebben ontvangen van de dagvaarding in de hoofdzaak, zodat hij bekend verondersteld mag worden met de hoogte van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT