Voorlopige voorziening+bodemzaak van Centrale Raad van Beroep, 23 de Mayo de 2012

Datum uitspraak23 de Mayo de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/2295 AW-VV

12/2291 AW

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2012 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

de Korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland (korpsbeheerder)

Datum uitspraak: 23 mei 2012

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2012. Verzoeker is vertegenwoordigd door mr. W.J. Dammingh, advocaat. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. Tanja.

OVERWEGINGEN

  1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Verzoeker is werkzaam bij het Parket-Generaal in de functie van chauffeur van de voorzitter van het College van procureurs-generaal. Verzoeker heeft bij de korpsbeheerder gesolliciteerd naar de functie van chauffeur/kamerbewaarder. Bij brief van 16 augustus 2011 heeft de korpsbeheerder verzoeker meegedeeld dat hij voor een aanstelling in die functie in aanmerking kan worden gebracht met ingang van 1 oktober 2011.

    1.2. Bij brief van 7 september 2011 heeft de korpsbeheerder verzoeker meegedeeld dat de sollicitatieprocedure met hem wordt beëindigd, omdat na raadpleging van de Justitiële Documentatie is gebleken dat verzoeker strafrechtelijk is veroordeeld voor dood door schuld bij een aanrijding in november 1994 en dat hij in mei 1995 een transactie heeft voldaan in verband met een poging tot oplichting. Deze achtergrond acht de korpsbeheerder niet verenigbaar met de door verzoeker geambieerde functie.

    1.3. Bij besluit van 29 september 2011 is het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 7 september 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft de korpsbeheerder zich - onder andere - op het standpunt gesteld dat ingevolge artikel 8:4, aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar kan worden gemaakt tegen het besluit van 7 september 2011, omdat verzoeker niet werkzaam is onder het gezagsbereik van de korpsbeheerder.

    1.4. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (rechtbank) heeft bij uitspraak van 2 november 2011 het door verzoeker gedane verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, het beroep tegen het besluit van 29 september 2011 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Hiertoe is overwogen dat de korpsbeheerder het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 7 september 2011 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 18 september...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT