Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Roermond, 23 de Mayo de 2012
Datum uitspraak | 23 de Mayo de 2012 |
Uitgevende instantie: | Roermond |
201108479/1/V3.
Datum uitspraak: 23 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister voor Immigratie en Asiel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 27 juli 2011 in zaak nr. 11/22751 in het geding tussen:
(-)
en
de minister.
-
Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 27 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 3 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
-
Overwegingen
2.1. Onder de minister wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorganger.
2.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de minister niet inzichtelijk heeft gemaakt in welk opzicht de maatregel van bewaring meer mogelijkheden biedt om de terugkeer van de vreemdeling te bewerkstelligen en dat niet valt in te zien waarom in het geval van de vreemdeling niet met een lichter middel dan bewaring kon worden volstaan, nu zij de beoogde uitzetting niet heeft tegengewerkt, zich in de periode voorafgaand aan de bewaring niet aan het toezicht heeft onttrokken, nog niet uitgeprocedeerd is, gezondheidsproblemen heeft en 61 jaar oud is.
2.2.1. In de enige grief klaagt de minister dat de rechtbank niet met de vereiste terughoudendheid heeft getoetst of met een lichter middel dan bewaring kon worden volstaan en dat het oordeel van de rechtbank ook inhoudelijk onjuist is.
Daartoe voert de minister aan, samengevat weergegeven, dat niet in geschil is dat de vreemdeling na de uitspraak van de rechtbank in haar asielprocedure niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. De vreemdeling heeft gedurende het terugkeerproces voorts onvoldoende bijgedragen aan zelfstandige terugkeer, nu zij bij herhaling heeft verklaard dat zij niet wil terugkeren en heeft geweigerd aanvragen om afgifte van laissez passer in te vullen en om een afspraak te maken...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT