Kort geding van Council of State (Netherlands), 30 de Octubre de 2002

Datum uitspraak30 de Octubre de 2002
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200005022/1.

Datum uitspraak: 30 oktober 2002

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. [appellant sub 1],

  2. [appellanten sub 2],

  3. [appellant sub 3],

  4. [appellant sub 4],

  5. [appellant sub 5],

  6. [appellanten sub 6],

  7. [appellant sub 7],

  8. [appellanten sub 8],

  9. [appellant sub 9],

  10. [appellant sub 10],

  11. de maatschap [appellanten sub 11],

  12. [appellant sub 12],

  13. [appellant sub 13],

  14. [appellant sub 14],

  15. de maatschap [appellanten sub 15],

  16. [appellant sub 16],

  17. [appellant sub 17],

  18. de maatschap [appellanten sub 18],

  19. [appellant sub 19],

  20. de Werkgroep Milieubeheer Groesbeek (hierna: de Werkgroep),

  21. [appellant sub 21],

  22. [appellanten sub 22],

  23. [appellant sub 23],

    alle wonend/gevestigd te [plaats],

    en

    gedeputeerde staten van Gelderland,

    verweerders.

  24. Procesverloop

    Bij besluit van 27 januari 2000 heeft de gemeenteraad van Groesbeek, op voorstel van burgemeester en wethouders van 30 november 1999, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied".

    Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.

    Verweerders hebben bij hun besluit van 5 september 2000,

    nr. RE2000.17976, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Het besluit van verweerders is aangehecht.

    Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld. De beroepschriften zijn aangehecht.

    Bij brief van 28 juni 2001 hebben verweerders medegedeeld dat de beroepschriften hun geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 17 april 2002 (hierna: deskundigenbericht). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

    Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2002, waar appellanten zijn verschenen. [appellanten sub 2], [appellanten sub 6], [appellant sub 7], [appellanten sub 8], [appellanten sub 22] zijn echter niet verschenen.

    Verweerders en de gemeenteraad hebben zich doen vertegenwoordigen. Verder zijn als partij [partij 1] en [partij 2] gehoord.

  25. Overwegingen

    Overgangsrecht

    2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).

    Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vr 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vr die datum geldende recht.

    Doel van het plan

    2.2. Het plan heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente Groesbeek met uitzondering van gebieden met een stedelijk karakter. Voorts zijn enkele planontwikkelingen vanwege het specifiek vereiste maatwerk niet in het plan opgenomen. Verweerders hebben het plan gedeeltelijk goedgekeurd.

    Ontvankelijkheid

    2.3. [appellant 2b] heeft tegen het plan geen zienswijze en geen bedenkingen ingediend. [naam rechtspersoon 1], n van de appellanten [appellanten sub 6], en [appellant sub 10] hebben tegen het plan geen bedenkingen ingebracht bij verweerders. De beroepsgrond van [appellant 2a] met betrekking tot het uitbreiden van de woning met 40% in verband met het voeren van een kantoor aan huis, steunt niet op een bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze en op bij verweerders ingediende bedenkingen.

    In het stelsel, neergelegd in artikel 28, zevende lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, tweede lid, en 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten, voorzover dit beroep een grondslag heeft in tegen het ontwerp-plan bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijzen en in tegen het vastgestelde plan bij gedeputeerde staten ingediende bedenkingen.

    Dit is slechts anders voorzover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp of voorzover het besluit van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest zienswijzen en bedenkingen in te brengen.

    Gesteld nog gebleken is dat appellanten redelijkerwijs niet in staat zijn geweest zienswijzen en bedenkingen in te brengen. Hun beroepsgronden hebben evenmin betrekking op bij de vaststelling van het plan aangebrachte wijzigingen of op de onthouding van goedkeuring door verweerders.

    De beroepen van [appellant sub 2b], [naam rechtspersoon 1] en [appellant sub 10], en van [appellant sub 2a] in zoverre, zijn dan ook niet-ontvankelijk.

    2.4. [appellant sub 22b] heeft het beroepschrift niet mede ondertekend. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een beroepschrift ondertekend. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

    Bij aangetekende brief van 30 november 2000 is appellante gewezen op het verzuim en is zij tot en met 28 december 2000 in de gelegenheid gesteld dit te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

    Appellante heeft het - separaat retour gezonden - beroepschrift niet binnen de gestelde termijn ondertekend.

    Het beroep van [appellant sub 22b] is niet-ontvankelijk.

    Toetsingskader

    2.5. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.

    Formele bezwaren

    2.6. [appellant sub 1] heeft aangevoerd dat het verslag van de hoorzitting bij gedeputeerde staten geen goede weergave vormt van het ter hoorzitting besprokene aangezien een opmerking van de voorzitter van de hoorcommissie is weggelaten.

    2.6.1. De Afdeling overweegt dat in artikel 27, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is bepaald dat gedeputeerde staten degenen die tijdig hun bedenkingen omtrent het vastgestelde bestemmingsplan kenbaar hebben gemaakt, in de gelegenheid stellen tot het geven van een nadere mondelinge toelichting.

    Het doel van de hoorzitting bij gedeputeerde staten is het geven van een mondelinge toelichting op de reeds bij gedeputeerde staten schriftelijk kenbaar gemaakte bedenkingen tegen het vastgestelde plan. Voorzover de hoorzitting niet geschiedt door het college van gedeputeerde staten wordt hiervan een verslag gemaakt zodat zij kennis kunnen nemen van het verhandelde op de hoorzitting.

    Appellant is in de gelegenheid gesteld zijn bedenkingen op een hoorzitting nader mondeling toe te lichten en heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Van het verhandelde tijdens de hoorzitting is een verslag gemaakt. Hiervan hebben verweerders kennis genomen. Niet is gebleken dat verweerders het verhandelde op de hoorzitting niet bij hun beoordeling van het plan hebben betrokken en het bestreden besluit in zoverre onzorgvuldig tot stand is gekomen. Appellant heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij door het ontbreken in het verslag van de opmerking van de voorzitter van de hoorcommissie is benadeeld.

    Dit beroepsonderdeel van [appellant sub 1] is dan ook ongegrond.

    Beroepen (hoofdzakelijk) gericht tegen onthoudingen van goedkeuring

    Het beroep van [appellant sub 9] (gedeeltelijk)

    2.7. [appellant sub 9], die een varkenshouderij exploiteert aan de [locatie 1] te [plaats], voert in beroep aan dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben onthouden aan het plandeel met de nadere aanduiding "geen bedrijfswoning toegestaan" betreffende het perceel [locatie 2]. Hij stelt in zijn bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden te worden geschaad indien ter plaatse een bedrijfswoning wordt opgericht.

    2.7.1. De gemeenteraad heeft aan het perceel [locatie 2] de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke, ecologische en recreatieve potenties" met onder meer de nadere aanduiding "geen bedrijfswoning toegestaan" toegekend. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de oorspronkelijke bedrijfswoning aan de [locatie 3] - ook al is deze thans afgesplitst en in gebruik bij een ander bedrijf - nog steeds moet worden gezien als de bedrijfswoning ter plaatse. Door het afsplitsen van bedrijfswoningen van bedrijven kan het aantal woningen in het buitengebied toenemen terwijl het beleid gericht is op het tegengaan van verstening en het voorkomen van het uitbreiden van het aantal woningen in het buitengebied. Een tweede bedrijfswoning acht de gemeenteraad dan ook onwenselijk.

    2.7.2. Verweerders hebben aan het plandeel met de nadere aanduiding "geen bedrijfswoning toegestaan" ter plaatse van het perceel [locatie 2] goedkeuring onthouden. Zij hebben deze aanduiding in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht omdat op voornoemd perceel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT