Kort geding van Council of State (Netherlands), 6 de Noviembre de 2002

Datum uitspraak 6 de Noviembre de 2002
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200001416/1.

Datum uitspraak: 6 november 2002

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. burgemeester en wethouders van Valkenswaard,

  2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

  3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],

  4. de vennootschap onder firma "[appellant sub 4]",

    gevestigd te [plaats],

  5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats],

  6. de stichting "Stichting Brabantse Milieufederatie",

    gevestigd te Tilburg (hierna: de BMF),

  7. [appellant sub 7], wonend te [woonplaats],

  8. [appellant sub 8], wonend te [woonplaats],

  9. [appellant sub 9], wonend te [woonplaats],

  10. [appellanten sub 10], wonend te [woonplaats],

  11. [appellant sub 11], wonend te [woonplaats],

  12. [appellante sub 12], wonend te [woonplaats],

  13. [appellant sub 13], wonend te [woonplaats],

  14. [appellant sub 14], wonend te [woonplaats],

  15. [appellant sub 15], wonend te [woonplaats],

  16. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Vereniging Milieuwerkgroep Valkenswaard", gevestigd te Valkenswaard

    (hierna: de Milieuwerkgroep),

  17. de stichting "Stichting Belangenplatform De Malpie e.o.",

    gevestigd te Valkenswaard (hierna: het Belangenplatform),

  18. [appellanten sub 18], wonend te [woonplaats],

  19. [appellant sub 19], wonend te [woonplaats],

  20. [appellant sub 20], wonend te [woonplaats],

  21. [appellant sub 21], wonend te [woonplaats],

  22. [appellant sub 22], wonend te [woonplaats],

  23. [appellant sub 23], wonend te [woonplaats],

  24. [appellant sub 24], wonend te [woonplaats], en

  25. [appellant sub 25], wonend te [woonplaats],

    en

    gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

    verweerders.

  26. Procesverloop

    Bij besluit van 23 juni 1999 heeft de gemeenteraad van Valkenswaard, op voorstel van burgemeester en wethouders van 25 mei 1999, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied 1998".

    Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.

    Verweerders hebben bij hun besluit van 25 januari 2000, kenmerk 625417, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Het besluit van verweerders is aangehecht.

    Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.

    Deze brieven zijn aangehecht.

    Verweerders hebben geen verweerschrift ingediend.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht, gedateerd 15 maart 2002.

    Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

    Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen.

    Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2002, waar appellanten in persoon zijn verschenen en/of zich hebben doen vertegenwoordigen.

    [appellant sub 8], [appellant sub 9], [appellante sub 12], [appellant sub 14], de Milieuwerkgroep en verweerders zijn niet verschenen.

    De gemeenteraad van Valkenswaard heeft zich ook doen vertegenwoordigen.

    Tevens is als partij gehoord [naam rechtspersoon].

  27. Overwegingen

    2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).

    Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vr 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vr die datum geldende recht.

    2.1.1. Met het plan wordt beoogd het buitengebied van de gemeente Valkenswaard van een actuele planologische regeling te voorzien.

    Bij het bestreden besluit hebben verweerders grotendeels goedkeuring verleend aan dit plan.

    2.2. Ontvankelijkheid

    2.2.1. Ingevolge artikel 10:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het besluit omtrent goedkeuring bekend gemaakt aan het bestuursorgaan dat het aan goedkeuring onderworpen besluit heeft genomen.

    Ingevolge artikel 28, zesde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) wordt een besluit omtrent goedkeuring met het bestemmingplan ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage gelegd met ingang van de zesde week na de bekendmaking voor de duur van zes weken.

    Zoals de Afdeling onder meer heeft overwogen in de uitspraak van 5 december 2000, inzake no. 200002264/2 (BR 2001, blz. 222), is de terinzagelegging hiermee bepaald op de eerste reguliere werkdag van de zesde kalenderweek na de bekendmaking.

    Ingevolge artikel 28, zevende lid, vierde volzin, van de WRO vangt - in afwijking van artikel 6:8 van de Awb - de beroepstermijn aan bij de terinzagelegging van het besluit overeenkomstig het zesde lid van dat artikel.

    Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.

    Verweerders hebben het bestreden besluit op 1 februari 2000 bekendgemaakt door toezending aan de gemeenteraad, zodat de wettelijke beroepstermijn is begonnen op 13 maart 2000 en, gelet op het bepaalde in artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet, geindigd op 24 april 2000.

    2.2.2. De beroepsgronden van [appellant sub 13] omtrent het gebruik van stellages en verplaatsbare tunnels en omtrent de verharding van onverharde zandpaden, zijn eerst bij brief van 24 mei 2000 aangevoerd.

    Appellant heeft deze beroepsgronden derhalve na afloop van de wettelijke beroepstermijn ingediend.

    Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs geoordeeld zou moeten worden dat appellant met het indienen van deze beroepsgronden na afloop van de wettelijke termijn niet in verzuim is geweest.

    Het beroep van [appellant sub 13] is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk.

    2.2.3. In het stelsel, neergelegd in artikel 28, zevende lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, tweede lid, en 27, eerste en tweede lid, van de WRO, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten voor zover dit beroep een grondslag heeft in een (tijdig) tegen het ontwerp-plan bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze en in een (tijdig) tegen het vastgestelde plan bij gedeputeerde staten ingebrachte bedenking.

    Dit is slechts anders voor zover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, of voor zover het besluit van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest (tijdig) een zienswijze en een bedenking in te brengen.

    2.2.4. De beroepsgronden van [appellanten sub 10] en van het Belangenplatform gericht tegen de bestemming "Agrarisch aanverwante bedrijven" op de percelen [locatie 1] en [locatie 2], steunen niet op een bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze.

    Gesteld noch gebleken is dat beide appellanten redelijkerwijs niet in staat zijn geweest ter zake zienswijzen in te brengen.

    De beroepsgronden hebben geen betrekking op de bij de vaststelling van het plan aangebrachte wijzigingen en zijn niet gericht tegen een onthouding van goedkeuring.

    De beroepen van [appellanten sub 10] en van het Belangenplatform zijn in zoverre dan ook niet-ontvankelijk.

    2.2.5. De beroepsgrond van het Belangenplatform betreffende de bestemming "Wegen" met de aanduiding "hoofdverkeersweg" voor de Luikerweg, is niet gericht tegen een onthouding van goedkeuring.

    In het ontwerp-plan was de bestemming "Infra-hoofdstructuur" toegekend en lag de Luikerweg grotendeels binnen het plangebied.

    Het Belangenplatform heeft hiertegen geen zienswijze ingebracht bij de gemeenteraad.

    Bij de vaststelling van het plan heeft de gemeenteraad ambtshalve de bestemming "Infra-hoofdstructuur" gewijzigd in de bestemming "Wegen" met de aanduiding "hoofdverkeersweg" en het gedeelte van de Luikerweg dat buiten het plan was gelaten alsnog in het plan opgenomen.

    Het Belangenplatform heeft tegen deze bestemming voor de gehele Luikerweg een bedenking bij verweerders ingebracht met als strekking dat deze weg uit vier rijstroken dient te bestaan.

    Uit de stukken, waaronder het deskundigenbericht en het verhandelde ter zitting is gebleken dat met de ambtshalve wijzigingen bij de vaststelling van het plan de bestemmingsregeling op dit punt inhoudelijk niet is gewijzigd en dat de bestemming "Infra-hoofdstructuur" - evenals de bestemming "Wegen" met de aanduiding "hoofdverkeersweg" - ook niet de mogelijkheid bood de functie van de Luikerweg te verzwaren door er een weg met vier rijstroken van te maken.

    Zoals overwogen in de uitspraak van 26 september 2001, inzake no. 200000234/1 (Gst. 2002, 7159, nr. 3), vloeit uit de strekking van artikel 27 WRO voort dat een beroepsgrond als onderhavige slechts ontvankelijk is voor zover de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen voor een rechtzoekende een ongunstiger situatie bewerkstelligen ten opzichte van het ontwerp-plan.

    Nu in het ontwerp-plan en in het vastgestelde plan de Luikerweg voorzien was van n rijbaan met twee rijstroken, doet deze situatie zich ten aanzien van het Belangenplatform niet voor.

    Voorts is gesteld noch gebleken dat het Belangenplatform redelijkerwijs niet in staat is geweest ter zake een zienswijze in te brengen.

    Het beroep van het Belangenplatform is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk.

    2.3. Toetsingskader

    2.3.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT