Kort geding van Council of State (Netherlands), 18 de Diciembre de 2002

Datum uitspraak18 de Diciembre de 2002
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200103898/1.

Datum uitspraak: 18 december 2002

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

  2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],

  3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],

  4. [appellanten sub 4], wonend te [woonplaats],

  5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats],

  6. [appellant sub 6], wonend te [woonplaats],

  7. Nijmeegse Aeroclub Malden, gevestigd te Malden,

  8. [appellanten sub 8], wonend te [woonplaats],

  9. [appellant sub 9], wonend te [woonplaats],

  10. de besloten vennootschap 'Recreatiecentrum Heumens Bos B.V.' (hierna: het Recreatiecentrum), gevestigd te Heumen,

  11. de vereniging 'Vereniging Scouting Nederland' (hierna: Scouting Nederland), gevestigd te Leusden,

  12. [appellanten sub 12], wonend te [woonplaats],

  13. [appellant sub 13], waarvan de maten zijn [maten], gevestigd te [plaats],

  14. [appellant sub 14], gevestigd te [plaats],

  15. [appellant sub 15], wonend te [woonplaats],

  16. de Gelderse Milieufederatie, gevestigd te Arnhem, e.a.,

    en

    gedeputeerde staten van Gelderland,

    verweerders.

  17. Procesverloop

    Bij besluit van 23 november 2000 heeft de gemeenteraad van Heumen, op voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied 1997".

    Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.

    Verweerders hebben bij hun besluit van 3 juli 2001, kenmerk RE2000.111184, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Het besluit van verweerders is aangehecht.

    Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld. De beroepschriften zijn aangehecht.

    Bij brief van 3 december 2001 hebben verweerders medegedeeld dat de beroepschriften geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht, gedateerd 27 juni 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

    Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2002, waar

    appellanten zijn verschenen. [appellant sub 3], [appellanten sub 12], met bericht van verhindering, zijn echter niet verschenen. Verweerders en de gemeenteraad hebben zich doen vertegenwoordigen. Voorts zijn [partijen] gehoord.

  18. Overwegingen

    Doel van het plan

    2.1. Het plan voorziet in een integrale herziening van de planologische regeling voor het buitengebied van Heumen.

    Bij het bestreden besluit hebben verweerders goedkeuring onthouden aan enkele delen van de plankaart en aan enkele planvoorschriften. Voor het overige hebben zij het plan goedgekeurd.

    Toetsingskader

    2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.

    I Beroepen gericht tegen onthoudingen van goedkeuring

    Het beroep van de Nijmeegse Aeroclub Malden

    2.3. De Nijmeegse Aeroclub Malden exploiteert een zweefvliegveld met een omvang van 50 hectare ten oosten van Malden. Appellante voert in beroep aan dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben onthouden aan het bebouwingspercentage van 32 voor het bouwperceel, behorend bij het zweefvliegterrein. Door de onthouding van goedkeuring kan appellante niet voorzien in haar behoefte aan meer werkruimte en opslagruimte. Evenmin kan appellante hierdoor de bestaande horecavoorziening uitbreiden naar de door haar gewenste 200 m2.

    Het beroep van appellante is verder gericht tegen de onthouding van goedkeuring wat betreft de regeling over het kamperen, voorzover verweerders met hun brief van 20 juli 2001 deze onthouding van goedkeuring niet rechtsgeldig ongedaan hebben gemaakt.

    2.3.1. De gemeenteraad heeft aan het zweefvliegterrein de bestemming "Actieve recreatie" met de aanduiding "zweefvliegsport (Zw)" toegekend. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor het beoefenen van de zweefvliegsport, alsmede het behoud en de ontwikkeling van aanwezige natuurwaarden. Naar aanleiding van de zienswijze van appellante heeft de gemeenteraad het bebouwingspercentage op het aan het zweefvliegterrein toegekende bouwperceel van 22 naar 32 verhoogd.

    2.3.2. Verweerders hebben overwogen dat een gedegen motivering van de verhoging van het bebouwingspercentage in het plan ten onrechte ontbreekt. Gelet hierop hebben zij goedkeuring onthouden aan het bebouwingspercentage van 32 op het bouwperceel van het zweefvliegterrein.

    Voorzover verweerders, gezien het dictum van het bestreden besluit, goedkeuring hebben onthouden aan artikel 19, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften, hebben zij door middel van een brief van 20 juli 2001 erop gewezen dat dit een kennelijke verschrijving betreft en dat blijkens de "planbeoordeling" in het bestreden besluit is bedoeld goedkeuring te onthouden aan artikel 19, eerste lid, onder a, sub 1, van de voorschriften.

    2.3.3. Voorzover het beroep van appellante is gericht tegen de onthouding van goedkeuring aan artikel 19, eerste lid, onder a, sub 2, van de planvoorschriften, waarin het kamperen op het zweefvliegterrein is geregeld, overweegt de Afdeling dat uit de overwegingen van het bestreden besluit blijkt dat verweerders geenszins hebben bedoeld aan dit artikeldeel goedkeuring te onthouden. Verweerders hebben dit met hun brief van

    20 juli 2001 beklemtoond. De Afdeling is van oordeel dat, nu het dictum van het bestreden besluit een kennelijke verschrijving bevat, dit gedeelte van het beroep van appellante hier geen verdere behandeling behoeft.

    2.3.4. Ten aanzien van het bebouwingspercentage overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge de doeleindenomschrijving in artikel 19, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Actieve recreatie" en de aanduiding "zweefvliegsport (Zw)" bestemd voor het beoefenen van de zweefvliegsport, alsmede het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden. Ingevolge artikel 19, tweede lid, onder a, sub 2, van de planvoorschriften mogen in de bestemmingscategorie "zweefvliegsport (Zw)" gebouwen ten dienste van de zweefvliegsport zoals een clubgebouw, sanitaire voorzieningen, een werkplaats, opslagruimte en een horecavoorziening worden opgericht binnen de op plankaart 1 aangeduide bebouwingsgrenzen. Voorts mag niet meer worden bebouwd dan het op plankaart 1 aangeduide bebouwingspercentage. Met verweerders is de Afdeling van oordeel dat uit de planregeling niet blijkt welk deel van het bouwperceel voor bebouwing ten behoeve van zweefvliegactiviteiten en welk deel voor bebouwing ten behoeve van horeca-activiteiten zou kunnen worden gebruikt. Voorts kan ingevolge de bouwvoorschriften in het plan, naast een clubgebouw voor appellante, tevens een aparte horecavoorziening voor dagrecreatie worden opgericht.

    Het zweefvliegterrein ligt in een kerngebied van de ecologische hoofdstructuur. Niet is onderzocht welk effect een toeneming van horeca-activiteiten op het bouwperceel op de kwetsbare omgeving zou kunnen hebben. Gelet hierop, alsmede gelet op de doeleindenomschrijving die mede gericht is op het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden, is de Afdeling van oordeel dat verweerders zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat een goede motivering voor een verhoging van het bebouwingspercentage niet had mogen ontbreken.

    Uit het vorenstaande volgt dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

    In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Verweerders hebben daarom in zoverre terecht goedkeuring onthouden aan het plan.

    Het beroep van de Nijmeegse Aeroclub Malden is ongegrond.

    Het beroep van het Recreatiecentrum

    2.4. Het Recreatiecentrum kan zich niet verenigen met de onthouding van goedkeuring aan artikel 16 van de planvoorschriften voorzover verweerders daarbij de maximaal gewenste oppervlakte voor een stacaravan voorschrijven. Zij is van mening dat verweerders hiermee hun goedkeuringsbevoegdheid overschrijden.

    2.4.1. De gemeenteraad heeft in de planvoorschriften een maximale inhoud van 200 m voor stacaravans opgenomen. Hij acht deze maatvoering nodig teneinde permanente bewoning van stacaravans tegen te gaan.

    2.4.2. Verweerders hebben het bestreden planvoorschrift in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening en hebben mede gelet op het provinciale beleid betreffende permanente bewoning van recreatieve woningen goedkeuring onthouden aan artikel 16 van de planvoorschriften. Zij zijn blijkens het bestreden besluit verder van mening dat de maximale oppervlakte van een stacaravan 50-55 m dient te bedragen.

    2.4.3. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kunnen verweerders bij het besluit tot onthouding van goedkeuring overwegingen formuleren die door de gemeenteraad bij het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT