Kort geding van Council of State (Netherlands), 11 de Junio de 2003

Datum uitspraak11 de Junio de 2003
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200201253/1.

Datum uitspraak: 11 juni 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

  2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],

  3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],

  4. [appellante sub 4], gevestigd te [plaats],

  5. het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,

  6. [appellanten sub 6], wonend te [woonplaats],

  7. [appellanten sub 7], allen wonend te [woonplaats],

  8. [appellante sub 8], gevestigd te [plaats],

  9. de stichting "Stichting Wijkraad Rosmalen-Oost", gevestigd te Rosmalen,

  10. [appellanten sub 10], wonend te [woonplaats],

  11. [appellanten sub 11], allen wonend te [woonplaats],

  12. [appellanten sub 12], allen gevestigd dan wel wonend te [plaats],

  13. [appellant sub 13], wonend te [woonplaats],

  14. [appellant sub 14], wonend te [woonplaats],

  15. [appellant sub 15], wonend te [woonplaats],

    en

    het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

    verweerder.

  16. Procesverloop

    Bij besluit van 29 juni 2001 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 mei 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied".

    Verweerder heeft bij zijn besluit van 29 januari 2002, nr. 769233, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 29 november 2002 (hierna te noemen: het deskundigenbericht).

    Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

    Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellant [appellant sub 13]. Dit is aan de andere partijen toegezonden.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2003,

    waar appellanten in persoon zijn verschenen en/of zich hebben doen vertegenwoordigen. Ook verweerder en de gemeenteraad van

    's-Hertogenbosch hebben zich doen vertegenwoordigen.

    De (vertegenwoordigers van de) Stichting Wijkraad Rosmalen-Oost,

    en [appellant sub 14] zijn ter zitting niet verschenen.

  17. Overwegingen

    2.1. Met het plan wordt beoogd een deel van het buitengebied van de gemeente 's-Hertogenbosch van een actuele planologische regeling te voorzien. Bij het bestreden besluit heeft verweerder gedeeltelijk goedkeuring verleend aan dit plan.

    Niet-ontvankelijke beroepsgronden

    2.2. De beroepsgrond van [appellanten sub 6] gericht tegen de goedkeuring van het plan voorzover dit niet voorziet in de mogelijkheid om een nieuw bijgebouw op te richten naast het pand aan de [locatie 1], steunt niet op een bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze. De beroepsgrond van Stichting Wijkraad Rosmalen-Oost gericht tegen het opnemen van de Kruisstraat in het plan afzonderlijk van de structuurvisie Rosmalen, steunt niet op een bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze.

    Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, eerste lid, en 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten, voorzover dit beroep een grondslag heeft in een tegen het ontwerp-plan bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze.

    Dit is slechts anders voorzover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, voorzover het besluit van het college van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te brengen.

    Geen van deze omstandigheden doet zich in deze gevallen voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellanten sub 6] gestelde omstandigheid dat hun bovengenoemde bezwaren tegen het plan in de inspraakprocedure en tijdens de hoorzitting aan de orde zijn geweest.

    Ten aanzien van de inspraakprocedure is van belang dat deze plaatsvindt in het kader van de voorbereiding van het ontwerp-bestemmingsplan. Deze voorbereiding wordt afgesloten met het ter inzage leggen van het

    ontwerp-plan, waarna de termijn aanvangt om daartegen zienswijzen in te dienen. In de door appellanten ingediende zienswijze wordt niet verwezen naar hetgeen in het kader van de inspraakprocedure aan de orde is geweest. Voorts is van belang dat ingevolge artikel 23, eerste lid, van de WRO tijdens de hoorzitting slechts een nadere mondelinge toelichting kan worden gegeven op de bij de gemeenteraad ingediende schriftelijke zienswijze.

    Ten slotte is geen rechtvaardiging gelegen in het feit dat appellanten in de fase van het inbrengen van de zienswijze en de bedenkingen niet werden bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, nu het inbrengen van een zienswijze tot de eigen verantwoordelijkheid van appellanten behoort evenals de keuze om zich daarbij niet te laten bijstaan door een rechtsbijstand-verlener.

    Het beroep van [appellanten sub 6] en het beroep van Stichting Wijkraad Rosmalen-Oost zijn dan ook in zoverre niet-ontvankelijk.

    Toetsingskader van de Afdeling

    2.3. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

    Formele bezwaren

    2.4. [appellant sub 14] voert als formeel bezwaar aan dat het bestreden besluit niet conform het bepaalde in artikel 28, zesde lid, van de WRO ter inzage heeft gelegen.

    2.4.1. Dit bezwaar treft geen doel. Ter beoordeling ligt thans voor het besluit van verweerder omtrent goedkeuring van het plan. De op grond van artikel 28, zesde lid, van de WRO voorgeschreven terinzagelegging dateert van na dit besluit en maakt daarvan als zodanig geen deel uit. Eventuele gebreken bij deze terinzagelegging kunnen de rechtmatigheid van het besluit dan ook niet aantasten. Overigens merkt de Afdeling op dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn stelling juist is.

    Beoordeling van de beroepen

    2.5. [appellant sub 1] stelt dat verweerder ten onrechte gedeeltelijk goedkeuring heeft verleend aan het plandeel dat betrekking heeft op de gronden aan de [locatie 2], voorzover dit voorziet in de bestemming "Lijkbezorging". Hij voert aan dat een begraafplaats een stankhindergevoelige functie is, zodat het volgens hem niet aanvaardbaar is een uitbreiding van de begraafplaats binnen de stankcirkel van zijn bedrijf mogelijk te maken. Appellant vreest dat deze uitbreiding van de begraafplaats beperkingen voor zijn bedrijf met zich mee zal brengen in het kader van de milieuvergunning.

    2.5.1. De gemeenteraad heeft overwogen dat gelet op de Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996 (verder: de Richtlijn) en de brochure Veehouderij en Hinderwet (verder: de brochure) een begraafplaats in beginsel niet stankhindergevoelig is en dat er in het voorliggende geval geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat deze begraafplaats wel als zodanig moet worden aangemerkt.

    2.5.2. Verweerder heeft geen aanleiding gezien het door appellant bestreden plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft daaraan goedkeuring verleend.

    2.5.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de gemeenteraad bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de door appellant bestreden bestemming "Lijkbezorging", de Richtlijn en de brochure als toetsingskaders kunnen gebruiken. Niet in geschil is dat de in het plan voorziene uitbreiding van de begraafplaats geheel binnen de stankcirkel van het bedrijf van appellant is gelegen indien wordt uitgegaan van een categorie III-omgeving als bedoeld in de Richtlijn. In de systematiek van zowel de Richtlijn als de brochure wordt de grootste mate van bescherming toegekend aan woon- en recreatiefuncties, met als doelstelling het waarborgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerder heeft kunnen instemmen met het standpunt van de gemeenteraad dat de begraafplaats in beginsel niet behoefde te worden aangemerkt als een stankhindergevoelig object. In het voorliggende geval zijn geen specifieke omstandigheden aangevoerd noch is anderszins van omstandigheden gebleken op grond waarvan van het vorenstaande afgeweken dient te worden. Overigens merkt de Afdeling op dat uit de plankaart in samenhang met het deskundigenbericht blijkt dat een deel van de bestaande begraafplaats binnen de stankcirkel van het bedrijf van appellant is gelegen.

    2.5.4. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.

    Het beroep is ongegrond.

    2.6. [appellante sub 2] stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel dat betrekking heeft op haar gronden aan de

    [locatie 3], voorzover dit niet voorziet in de bestemming "Bedrijven" met als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT