Hoger beroep kort geding van Council of State (Netherlands), 1 de Octubre de 2003

Datum uitspraak 1 de Octubre de 2003
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200305354/1 en 200305354/2.

Datum uitspraak: 1 oktober 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2003 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan appellant vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een melkrundveebedrijf annex mest- en voederopslag gelegen aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Oosterhout, sectie [...], nummers [...] tot en met [...]. Dit besluit is op 10 juli 2003 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 12 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2003, beroep ingesteld.

Bij brief van 12 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2003, heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2003, waar appellant in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.C. Vervoort en B. Vrolijk, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2. Overwegingen

2.1. Appellant heeft onder meer betoogd dat verweerder onbevoegd was om het besluit van 9 juli 2003 te nemen, nu er als gevolg van de opslag van industriële restproducten sprake is van een afvalverwerkende inrichting.

2.2. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat bij nader inzien niet hij maar het college van gedeputeerde staten het bevoegd gezag tot vergunningverlening is, omdat op de onderhavige inrichting meer dan 50 m3 van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen, zijnde restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie, worden opgeslagen.

2.3. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer zijn burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning, behoudens in gevallen als bedoeld in het tweede, het derde en het vierde lid.

Ingevolge artikel 8.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer, voorzover hier van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT