Verzet van Council of State (Netherlands), 30 de Diciembre de 1999

Datum uitspraak30 de Diciembre de 1999
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

Raad van State

H01.99.04131Y01.

Datum uitspraak: 30 december 1999

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzet van:

A te B, opposant,

vertegenwoordigd door A, gemachtigde.

1 . Procesverloop

Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 juni 1999, verzonden op 10 juni 1999, gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is het hoger beroep van opposant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna te noemen: de rechtbank) van 26 augustus 1998, kenmerk Awb 9813104, niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.

Tegen de uitspraak van de Afdeling heeft opposant bij brief, ingekomen bij de Raad van State bij telefaxbericht van 13 juli 1999, verzet op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gedaan.

Dit verzetschrift is aangehecht.

Opposant is ingevolge zijn verzoek bij monde van zijn gemachtigde op 17 december 1999 gehoord.

  1. Overwegingen

    2.1. Het door opposant in verzet aangevoerde komt er op neer dat hij van mening is dat de rechtbank ten aanzien van zijn beroep een hoorzitting had moeten houden. Nu opposant hierom nadrukkelijk verzocht heeft en geen toestemming heeft gegeven om onmiddellijk uitspraak te doen op het beroep is opposant van mening dat de uitspraak van de rechtbank in strijd met artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht tot stand is gekomen.

    2.2 De Afdeling heeft in de uitspraak, waarvan verzet, vastgesteld dat de uitspraak waartegen opposant hoger beroep heeft ingesteld een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht betreft. De stelling van opposant dat de uitspraak van de rechtbank (in strijd) met artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht tot stand is gekomen faalt derhalve. Voorts stelt de Afdeling vast dat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd is het onderzoek te sluiten en daarmee af te zien van het houden van een hoorzitting, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

    2.3. Met betrekking tot de stelling van opposant dat de Afdeling eveneens een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT