Cassatie van Rechtbank Arnhem, 26 de Junio de 2001

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Junio de 2001
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

Arrondissementsrechtbank te Arnhem

Sector bestuursrecht

Reg.nr.: 99/501

UITSPRAAK

ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

  1. Stichting Ad Rem Monumentorum, gevestigd te Nijmegen;

  2. Titus Brandsma AppËl, gevestigd te Nijmegen;

  3. Bewonersraad Binnenstad, gevestigd te Nijmegen;

  4. Vereniging Bewoners Blok Kroonstraat/Parkweg/Doddendaal, gevestigd te Nijmegen;

  5. Bond Heemschut, gevestigd te Amsterdam;

  6. Cuypersgenootschap, gevestigd te OhÈ en Laak;

  7. Vereniging Milieudefensie, gevestigd te Amsterdam;

  8. Vereniging NUMAGA, gevestigd te Nijmegen,

    eisers,

    en

    de raad van de gemeente Nijmegen, verweerder.

  9. Aanduiding bestreden besluit

    Besluit van verweerder van 27 januari 1999, bekendgemaakt door burgemeester en wethouders op 10 februari 1999.

  10. Procesverloop

    Op 17 februari 1998 heeft eiser sub 2 in een brief aan het college van burgemeester en wethouders van verweerders gemeente verzocht om de Titus Brandsmakapel (hierna: de kapel), gesitueerd aan de Kroonstraat 148 te Nijmegen, te plaatsen op de gemeentelijke monumentenlijst.

    Bij besluit van 1 april 1998 heeft verweerder besloten de kapel niet op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

    Tegen dit besluit heeft eiseres sub 1 op 3 april 1998, mede namens eisers sub 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bezwaar gemaakt.

    Bij brief van 3 juni 1998 is door eiser 2 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

    De bezwaren zijn behandeld door de Commissie voor bezwaarschriften. De meerderheid van deze commissie heeft op 27 november 1998 verweerder (onder meer) geadviseerd de kapel niet op de gemeentelijke monumentelijst te plaatsen. Een minderheid heeft geadviseerd de kapel wel op de monumentenlijst te plaatsen.

    Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder eiser sub 2 niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar en overigens de bezwaren ongegrond verklaard en het eerdergenoemde besluit gehandhaafd. Voor de motivering van het besluit heeft verweerder verwezen naar het meerderheidsadvies van voormelde commissie.

    Tegen dit besluit hebben eisers op 12 maart 1999 beroep bij de rechtbank ingesteld.

    Verweerder heeft op 16 juni 1999 een verweerschrift ingediend.

    Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 14 juni 2001. Namens eisers is dr. W.J. Pantus verschenen. Tevens is gehoord dr. M. Wingens namens eiser sub 2. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door E. Leene, werkzaam bij verweerders gemeente.

  11. Overwegingen

    In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan.

    Aan het bestreden besluit is het meerderheidsadvies van de Commissie voor bezwaarschriften ten grondslag gelegd. Kort samengevat is het bestreden besluit aldus gestoeld op de volgende motivering.

    Verweerder heeft eiser sub 2 niet ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren nu deze niet kan worden aangemerkt als rechtspersoon, en nu verweerder niet aannemelijk acht dat de natuurlijke personen, verenigd in het AppËl, belanghebbenden zijn bij het behoud van de kapel.

    Verweerder acht onzorgvuldigheden in de voorbereiding van het primaire besluit in de bezwarenfase gerepareerd, nu eisers hun standpunt uiteen hebben kunnen zetten en de Monumentencommissie is gehoord.

    Verweerder heeft in zijn belangenafweging de volgende elementen meegewogen.

    De ontwikkeling van de plannen en van de besluitvorming voor het bestemmingsplangebied lopen vanaf 1990. Gedurende deze periode is door enkele organisaties wel aandacht gevraagd voor het lot van de kapel, maar niet door de Monumentencommissie. Deze heeft tussen 1990 en 1998 geen stappen ondernomen ter bescherming van de monumentale status van de kapel op haar huidige plaats en in haar huidige vorm. Uit vergaderverslagen uit deze periode blijkt dat de Monumentencommissie geen overwegende bezwaren had tegen sloop van de kapel. Pas in het advies van 1998 heeft de Monumentencommissie haar standpunt gegeven over de beschermwaardigheid. Daarbij is sprake van een wijziging van haar standpunt ten opzichte van het eerder ingenomen standpunt. De genoemde redenen hiervoor (het voordien ontbreken van urgentie en de toename van aandacht voor de beschermwaardigheid van moderne architectuur) acht verweerder niet doorslaggevend voor de te maken afweging.

    Verweerder achtte de procedure voor vaststelling van het bestemmingsplan het integrale kader waarbinnen ook de besluitvorming over de monumentale status een plaats had moeten krijgen. Slechts bij een monument van onomstotelijk zeer grote waarde dat om excusabele redenen nog niet als monument is aangewezen, kan volgens verweerder de integrale besluitvorming worden doorkruist. Dat is hier volgens verweerder niet aan de orde.

    De aangedragen alternatieven voor toekomstig gebruik acht verweerder geen doorslaggevend argument, nu het niet aannemelijk wordt geacht dat de aangedragen functies elders in de gemeente en in de regio onvoldoende tot hun recht komen en nu geen enkele nieuwe bestemming te vinden zal zijn zonder...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT