Cassatie van Rechtbank 's-Gravenhage, 29 de Junio de 2001

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Junio de 2001
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR

MEERVOUDIGE KAMER

(VERKORT VONNIS)

parketnummer 09-027547-01

rolnummer 0005

's-Gravenhage, 29 juni 2001

De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

wonende te [adres], [woonplaats]

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld, Unit 6.

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 juni 2001.

De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr G.F. van der Hardt Aberson, is verschenen en gehoord.

Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.

De officier van justitie mr Nieuwenhuis heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en onder 2 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zal deelnemen aan het begeleidingsprogramma van het Leyenburg ziekenhuis.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ¶ 10.146,42 als voorschot en het toe te wijzen bedrag tevens op te leggen als schadevergoedingsmaatregel subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis. Tevens heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] tot een bedrag van ¶ 2.564,= als voorschot en het toe te wijzen bedrag tevens op te leggen als schadevergoedingsmaatregel subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis.

De telastlegging.

Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.

De bewijsmiddelen.

P.M.

Bewijsoverweging.

Door verdachte en diens raadsman is ter terechtzitting onder meer aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood c.q. het zware lichamelijke letsel van de vrouwen met wie hij onbeschermd seksuele gemeenschap heeft gehad, nu hij ervan uitging dat hij niemand kon besmetten, omdat zijn "viral load" laag was en hij bovendien veiligheidshalve steeds buiten het lichaam van die vrouwen klaar kwam.

De rechtbank stelt vast dat verdachte met beide aangeefsters onbeschermde seksuele gemeenschap heeft gehad, terwijl hij wist dat hij besmet was met het HIV-virus, zonder dit voorafgaand aan die gemeenschap aan die vrouwen kenbaar te maken. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van opzet in de zin dat verdachte de bedoeling heeft gehad die vrouwen te doden of (zwaar) lichamelijk letsel toe te brengen.

De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of verdachte door aldus te handelen willens en wetens (welbewust) de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze vrouwen ten gevolge daarvan zouden overlijden, dan wel zwaar lichamelijk letsel bekomen, met andere woorden of zijn zogeheten voorwaardelijk opzet daarop gericht is geweest. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet gelden drie vereisten. Het eerste vereiste is het kenniselement: de dader moet zich van de mogelijkheid van het intreden van het gevolg waartegen de strafbepaling bescherming beoogt te bieden bewust zijn geweest. Als tweede vereiste geldt dat de mogelijkheid van verwezenlijking van dat gevolg aanmerkelijk is. Tenslotte geldt voor voorwaardelijk opzet een wilsvereiste: de dader moet die kans willens en wetens (of bewust) hebben aanvaard, (of anders gezegd:) voor lief of op de koop toe hebben genomen.

Voor de beantwoording van de vraag of verdachte in deze zin voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel van de bedoelde vrouwen is het volgende van belang.

1) Kenniselement: De problematiek van HIV en AIDS besmetting is reeds vele jaren onderwerp van uitgebreide voorlichtingscampagnes, waarin aandacht wordt besteed aan de risico's van onbeschermd seksueel contact en de gevolgen van besmetting met HIV. De mogelijkheid van besmetting door een handelwijze als die van verdachte en de gevolgen daarvan zijn derhalve feiten van algemene bekendheid, welke ook verdachte bekend waren. Voorts was verdachte hiermee in het bijzonder bekend, omdat hij zelf door onbeschermd seksueel contact met HIV is besmet geraakt.

Uit de verklaring van verdachte bij de politie blijkt dat verdachte - wetende dat hij met HIV besmet was - een eerdere relatie met een vrouw heeft gehad, waarin onbeschermde seksuele gemeenschap plaatsvond. Verdachte heeft verklaard dat dit feit tijdens een controle in het ziekenhuis ter sprake kwam en dat de arts daarvan zichtbaar schrok en aandrong op een onmiddellijke test voor zijn vriendin. Deze test toonde aan dat zij HIV besmet was geraakt. Voorts blijkt uit de verklaring van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT