Cassatie van Centrale Raad van Beroep, 13 de Abril de 2006

Datum uitspraak13 de Abril de 2006
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

04/6641 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant] , wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 oktober 2004, nr. 04/432 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen

appellant

en

de Staatssecretaris van FinanciÎn (hierna: Staatssecretaris),

Datum uitspraak: 13 april 2006

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. S.G. Volbeda, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.

    De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2006. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Volbeda. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J.V.J. van der Smissen, werkzaam bij het Ministerie van FinanciÎn. Op verzoek van appellant is als getuige gehoord [naam getuige], wonende te [woonplaats].

  2. OVERWEGINGEN

    1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

      1.1. Appellant was als ambtenaar in vaste dienst werkzaam bij de Belastingdienst in de functie van [naam functie], groepsfunctie C.

      1.2. Bij besluit van 24 december 2002, op die dag aan appellant uitgereikt, heeft de Staatssecretaris appellant op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement met ingang van 1 februari 2003 eervol ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor diens functie, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.

      1.3. Bij besluit op bezwaar van 5 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Staatssecretaris appellants bij bezwaarschrift van 28 mei 2003 ingediende bezwaar gericht tegen het besluit van 24 december 2002 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare overschrijding van de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor het indienen van een bezwaarschrift gestelde termijn.

    2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van 5 februari 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank constateerde dat appellant de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ruim had overschreden en achtte die overschrijding evenals de Staatssecretaris niet verschoonbaar.

      3.1. Appellant heeft in hoger beroep, evenals in eerste aanleg, naar voren gebracht dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn wegens ernstige psychische...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT