Verzet van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 26 de Abril de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Abril de 2007
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het verzet van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de Veertiende Enkelvoudige Belastingkamer van het Hof van 10 november 2005.

  1. Loop van het geding

    1.1. Op 21 december 2005 is ter griffie van het Hof een verzetschrift ingekomen van belanghebbende, ingediend door A, advocaat te Q (hierna: de gemachtigde). Het verzet is gericht tegen de ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de Veertiende Enkelvoudige Belastingkamer van het Hof gedane uitspraak, gedagtekend en ter post bezorgd op 10 november 2005.

    1.2. De inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor P (hierna: de inspecteur) heeft bij uitspraak met dagtekening 8 juli 2004 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de hem opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998. Bij de onder 1.1 vermelde uitspraak heeft het Hof het beroep van belanghebbende tegen deze uitspraak van de inspecteur ongegrond verklaard.

    1.3. De inspecteur heeft op het verzetschrift gereageerd bij brief van 5 december 2006. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van het verzet.

    1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van de Twaalfde Enkelvoudige Belasting-kamer van het Hof van 26 januari 2007. Van het tijdens deze zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan bij brief van de griffier van 8 februari 2007 een afschrift aan partijen is gezonden. Het Hof rekent de door de gemachtigde ter zitting overgelegde stukken tot de gedingstukken.

    1.5. Na de zitting heeft de gemachtigde met dagtekening 26 januari 2007 een brief met een bijlage ingezonden. De griffier heeft deze stukken bij brief van 9 februari 2007 in kopie doorgezonden naar de inspecteur.

    1.6. Na verwijzing naar de meervoudige kamer is de behandeling van het verzet voortgezet ter zitting van 21 februari 2007. Van het verhandelde tijdens deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

  2. In verzet vaststaande feiten

    2.1. Belanghebbende, geboren in 1937, is gehuwd met XY, geboren in 1940. Nadat de Belastingdienst een renseignement had ontvangen inzake een mogelijk door belanghebbende aangehouden rekening bij Kredietbank Luxembourg te Luxemburg, heeft de inspecteur hem daaromtrent bij brief van 2 juli 2002 vragen gesteld. Na verleend uitstel heeft belanghebbende hierop geantwoord bij brief van 6 augustus 2002. Op 8 augustus 2002 heeft de inspecteur wederom vragen gesteld, die belanghebbende bij brief van 28 augustus 2002 heeft beantwoord. Op 3 september 2002 heeft de inspecteur per telefoon nog een vraag gesteld aan de echtgenote van belanghebbende.

    2.2. Met dagtekening 4 september 2002 heeft de inspecteur, naar aanleiding van zijn onder 2.1 beschreven onderzoek, belanghebbende een concept gezonden van een overeenkomst tot vaststelling van wegens het aanhouden van buitenlandse bankrekeningen verschuldigde belasting, heffingsrente en boete. Tijdens een bezoek van belanghebbende en zijn echtgenote aan de inspectie op 18...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT