Herziening van Council of State (Netherlands), 5 de Septiembre de 2012

Datum uitspraak 5 de Septiembre de 2012
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201203421/1/A3.

Datum uitspraak: 5 september 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te Amsterdam,

om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 6 juli 1989 in zaak nr. R03.89.2182/LW 12.

Procesverloop

Bij uitspraak van 6 juli 1989 in zaak nr. R03.89.2182/LW 12 heeft de Afdeling rechtspraak het beroep tegen de beschikking van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 15 maart 1989, kenmerk H 64358, waarbij het voor onbepaalde tijd het gebruik van het pand Koningslaan 50 (hierna: het pand) te Amsterdam heeft gevorderd, verworpen. Deze uitspraak is aangehecht.

[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 augustus 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A. Ocko, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

  1. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

  2. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

  3. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2. [verzoeker] baseert het verzoek om herziening op het betoog dat de Afdeling rechtspraak in de uitspraak van 6 juli 1989 ten onrechte heeft overwogen dat de bestemming en de feitelijke gebruiksmogelijkheden van het pand van dien aard zijn dat van een woning in de zin van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a(1) van de Woonruimtewet 1947 moet worden gesproken. Volgens hem was het pand een bedrijfspand. Ter motivering van zijn betoog heeft [verzoeker] stukken overgelegd die het college volgens hem destijds buiten het dossier heeft gehouden en waarover hij ook niet eerder kon beschikken. Uit die stukken volgt volgens hem dat het college destijds wist dat het pand geen woning was, maar een bedrijfspand. Verder heeft het college in zaak nr. R03.89.2182/LW 12 een uittreksel uit het gemeentekadaster overgelegd waarin staat vermeld dat de bestemming van het pand "bewoning" is. In de administratie van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT