Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Maastricht, 30 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Strafrecht

Parketnummer: 03/703248-10

Datum uitspraak: 30 november 2012

Beslissing inzake de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht onder voormeld parketnummer, gedateerd 10 mei 2011en bij deze rechtbank ter terechtzitting van 30 mei 2011 aanhangig gemaakt, daartoe strekkende dat de rechtbank ten laste van

[verdachte],

geboren te [geboortegegevens verdachte],

wonende te [adresgegevens verdachte],

hierna te noemen: [verdachte],

het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en [verdachte] de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel.

De vordering is gericht op de ontneming van het voordeel verkregen uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden.

De officier van justitie heeft deze vordering ingesteld naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank van 16 november 2011, gewezen in de door de officier van justitie tegen [verdachte] onder opgemeld parketnummer aangebrachte strafzaak. Bij dit vonnis is [verdachte] onder meer veroordeeld wegens het een gewoonte maken van mensensmokkel, in vereniging begaan door meerdere personen.

De procesgang

De vordering dateert van 10 mei 2011. De aan deze vordering ten grondslag liggende uitspraak is op 16 november 2011door de rechtbank gedaan. De officier van justitie heeft de vordering derhalve aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.

De rechtbank heeft gezien de inhoud van het aan voormeld vonnis ten grondslag liggend dossier en gelet op de behandeling van de vordering ter terechtzitting van 30 mei 2011, 9 januari 2012 en 16 november 2012, bij gelegenheid waarvan de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsman, mr. S. Weening, zijn gehoord.

De officier van justitie heeft in haar vordering van 10 mei 2011 gevorderd vorenbedoeld voordeel vast te stellen op € 150.101,27. Op 30 mei 2011 is een schriftelijke voorbereiding, als bedoeld in artikel 511d, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gelast.

Naar aanleiding van het vonnis van 16 november 2011 in de onderhavige strafzaak heeft de officier van justitie op 12 december 2011 een nieuwe berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel door het openbaar ministerie verspreid. De vordering bedraagt thans

€ 46.468,76. Naar aanleiding van deze nieuwe vordering zijn ter zitting van 9 januari 2012 de data van de schriftelijke voorbereiding aangepast.

De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken met betrekking tot de schriftelijke voorbereiding:

- de conclusie van antwoord, ingekomen ter griffie d.d. 18 januari 2012;

- de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie d.d. 12 februari 2012.

Door de verdediging is geen conclusie van dupliek ingediend.

De bespreking van de feiten

De officier van justitie heeft gevorderd het voordeel ter zake van de bewezenverklaarde strafbare feiten te ontnemen. Zij heeft ter zitting haar vordering van € 46.468,76 met € 10.000,- verminderd in verband met een fout in de berekening van 12 december 2011. Zij heeft ter zitting gevorderd het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 36.468,76.

De raadsman heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT