Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 21 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummer: SBR 11/3867

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 december 2012 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats] (België), eiser

(gemachtigde: mr. M.E. Oenema),

en

de Belastingdienst/toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. J.H.E. van der Meer).

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2011 heeft verweerder bepaald dat het voorschot kinderopvangtoeslag 2011 van eiser is gewijzigd en € 0,- wordt.

Bij besluit van 24 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft bij brief van 28 maart 2012 met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek heropend en partijen meegedeeld dat de zaak zal worden verwezen naar een meervoudige kamer.

Eiser heeft bij brief van 18 april 2012 een nadere toelichting gegeven op zijn gronden. Verweerder heeft hierop bij brief van 25 april 2012 gereageerd.

Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek heden gesloten en bepaald dat de uitspraak heden wordt gedaan.

Overwegingen

  1. Vaststaat dat eiser in België woont en in Nederland werkt. De kinderopvang vindt plaats bij eiser in zijn woning in België. Eiser maakt gebruik van gastouderbureau Chiproses, een Nederlands gastouderbureau, en Nederlandse gastouders.

  2. Eiser heeft onder meer aangevoerd dat bij de vaststelling van zijn aanspraak op kinderopvangtoeslag sprake is van indirecte discriminatie naar woonplaats, nu hij minder gunstig wordt behandeld dan iemand die in Nederland woont. Eiser heeft geen recht op kinderopvangtoeslag in België, nu hij op grond van artikel 16a, eerste lid, van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (de Regeling) gebruik moet maken van een gastouder met een geldig attest van toezicht afgegeven door het Belgische bestuursorgaan Kind & Gezin. Dit bestuurorgaan erkent echter geen opvang aan huis. Kind & Gezin geeft daarom geen attest af aan eisers Nederlandse gastouders. Zou hij in Nederland wonen, dan had hij onder dezelfde omstandigheden wel recht op kinderopvangtoeslag. Eiser verwijst in dit verband onder meer naar Verordening 883/2004 van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels (Verordening 883/2004). Volgens eiser moet het onderdeel van artikel 16a, eerste lid, van de Regeling waarin is bepaald dat eisers gastouders dienen te beschikken over een attest van Kind & Gezin in dit geval buiten toepassing worden gelaten.

  3. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ouders, indien zij gebruik maken van een opvanglocatie gevestigd in België, op grond van artikel 16a, tweede lid, van de Regeling in het bezit dienen te zijn van een contract tussen de dienst onthaalouders en de onthaalouder (de term in België voor gastouder). Voorts dienen zelfstandige onthaalouders als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, aanhef en onder e, van de Regeling aangesloten te zijn bij een erkende dienst voor onthaalouders en dienen zij in het bezit te zijn van een geldige erkenning of geldig attest van toezicht verleend door Kind & Gezin. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat dit nodig is, omdat het voor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT