Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Haarlem, 14 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Haarlem

RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/973009-11

Uitspraakdatum: 14 december 2012

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 november 2012, 20 november 2012 (inhoudelijke behandeling) en 30 november 2012 (sluiting) in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],

ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie

mr. J. Plooij en mr. A.J. van Dooren en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.W. Hermens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

  1. Tenlastelegging

    Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, en na toegestane wijzigingen van de tenlastelegging ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:

    Feit 1:

    hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2011 tot en met 8 december 2011, te Amsterdam en/of Nieuwegein en/of Leiderdorp en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Breda, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,

    van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich (meermalen althans eenmaal) schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,

    immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op of omstreeks (één of meer van) de navolgende tijdstippen (telkens) één of meer hierna te noemen geldbedragen, althans enig geldbedrag, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, te weten:

  2. een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro (op of omstreek 9 september 2011) en/of

  3. een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 189.900 euro (op of omstreeks 29 september 2011), en/of

  4. een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 10.000 euro (op of omstreeks 03 oktober 2011), en/of

  5. een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro (op of omstreeks 14 oktober 2011)

    zulks (telkens) terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

    Feit 2:

    hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2010 tot en met 26 augustus 2010 te Amsterdam. althans (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)

    - model-werkgeversverklaring van Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf] en [verdachte], functie Rayonleider met als datum 20-05-2010,

    - en/of een loonstrook van Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf] en de heer [verdachte] periode 4.1 (2903-2504) 2010, functie rayonleider,

    zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst,

    - bestaande die valsheid hieruit dat op genoemde documenten is aangegeven dat [verdachte] werkzaam is (geweest) als rayonleider bij schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf], terwijl de waarheid is dat [verdachte] niet werkzaam is (geweest) als rayonleider bij schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf],

    -bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) deze vorengenoemde verklaring en/of loonstrook heeft/hebben verstrekt aan SNS bank teneinde een hypotheek te vestigen ten behoeve van de woning gelegen aan [adres] te Amsterdam;

    Feit 3:

    hij op of omstreeks 8 december 2011 te Amsterdam, althans (elders) in Nederland opzettelijk voorhanden heeft gehad een vals(e) of vervalst(e)

    - Arbeidsovereenkomst tussen Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf] en [verdachte], functie rayonleider, met als ingangsdatum 01-03-2010 erop vermeld, en/of

    - Model-werkgeversverklaring van Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf] en [verdachte], functie Rayonleider met als datum 13-04-2010 en/of

    - Model-werkgeversverklaring van Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf] en [verdachte], functie Rayonleider met als datum 20-05-2010

    zijnde (telkens) (een) geschriften dat die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat

    op genoemde documenten is aangegeven dat [verdachte] werkzaam is (geweest) als Rayonleider bij schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf], terwijl de waarheid is dat [verdachte] niet werkzaam is (geweest) als Rayonleider bij schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf].;

    Feit 4:

    hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 15 november 2006, te Amsterdam en/of Purmerend (althans) (elders) in Nederland en/of te Mechelen, althans in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder meer) hem zelf, verdachte, [betrokkene 1], [betrokkene 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 4] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)nen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrij(f)ven, als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet en/of artikel 420bis en/of 420 ter van het Wetboek van Strafrecht;

    Feit 5:

    hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 8 december 2011 te Amsterdam (althans) (elders) in Nederland en/of te Mechelen, althans in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder meer) hem zelf, verdachte, [betrokkene 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 4] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)nen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrij(f)ven, als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet en/of artikel 420bis en/of 420 ter van het Wetboek van Strafrecht.

  6. Voorvragen

    De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

  7. Inleiding

    Aanleiding onderzoek

    In maart 2011 is het onderzoek Warnow gestart, waarbij doorgerechercheerd is op restinformatie uit eerdere onderzoeken. Onder leiding van het Landelijk Parket richtte dit onderzoek zich op personen die zich vermoedelijk bezighielden met de handel in verdovende middelen, te weten hasj uit Marokko. Via afgeluisterde telefoongesprekken kwamen meerdere mogelijk betrokken personen in beeld, onder wie [verdachte] (hierna: [verdachte]). Deze informatie vormde aanleiding het onderzoek voort te zetten onder de naam Warnow II.

    Op grond van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken, sms-berichtenverkeer, observaties en inbeslagnames van partijen hasj is het vermoeden ontstaan dat [verdachte], behalve dat hij grotere partijen hasj aankoopt in Marokko met de bedoeling deze te importeren in Nederland, voor het betalen van de aangekochte partijen gebruik maakt van een underground banking organisatie. Ook zijn neef, [medeverdachte 1] is hierbij betrokken. Zo is op 9 september 2011 een eerste geldoverdracht in beeld gekomen, die zou zijn georganiseerd door [verdachte] en waarbij voorafgaand aan de overdracht door een Marokkaanse man die [betrokkene 5] wordt genoemd een telefoonnummer wordt doorgegeven van een persoon met wie de afspraak gemaakt moet worden een geldbedrag in Nederland over te dragen waarna [betrokkene 5] zorg zal dragen voor het ter beschikking stellen van de tegenwaarde daarvan (in dirhams) in Marokko.

  8. Bewijs

    4.1. Standpunt van de officier van justitie

    De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten.

    4.2. Vrijspraak

    De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder 4 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

    4.3. Redengevende feiten en omstandigheden

    Ten aanzien van feit 1:

    De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank ten aanzien van na te noemen geldbedragen – nu verdachte het feit ten aanzien van deze bedragen heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:

    ten aanzien van de overdracht van € 90.000,- op 9 september 2011 (feit 1 onder 1):

    - de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;

    - de verklaring van getuige [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 16 oktober 2012;

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 september 2011, 18.24 uur (B14-0050);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 september 2011, 18.26 uur (B14-0051);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 september 2011, 13.52 uur (B14-0052);

    - een geschrift, inhoudende een sms-bericht d.d. 9 september 2011, 13.56 uur (B14-0188);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 september 2011, 16.36 uur (B14-0053);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 september 2011, 17.48 uur (B14-0054);

    - een geschrift, inhoudende een sms-bericht d.d. 9 september 2011, 17.49 uur (B14-0188);

    - een geschrift, inhoudende een sms-bericht d.d. 9 september 2011, 17.50 uur (B14-0055);

    - een geschrift, inhoudende een sms-bericht d.d. 9 september 2011, 18.02 uur (B14-0056);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 september 2011, 19.58 uur (B14-0057);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 september 2011, 20.22 uur (B14-0058);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 september 2011, 20.25 uur (B14-0059);

    - een geschrift, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 september 2011, 22.56 uur...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT