Verzet van Rechtbank Rotterdam, 5 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 379480 / HA ZA 11-1269

Vonnis in verzet van 5 december 2012

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gedaagde in het verzet,

advocaat mr. R.J. Michielsen,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

eiser in het verzet,

advocaat mr. D. Dronkers.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 6 juni 2012;

    - de akte van [eiser] d.d. 22 augustus 2012;

    - de antwoordakte van [gedaagde] d.d. 19 september 2012.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De feiten

    2.1. Naast de feiten vermeld in het tussenvonnis van 29 februari 2012 staat tussen partijen – voor zover van belang – het navolgende vast.

    2.2. In het vonnis van 2 november 2004 heeft de rechtbank te Rotterdam onder meer bewezen verklaard dat (de verdachte) [gedaagde]:

    ‘op 16 juli 2004 te Spijkenisse (…) tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het voornemen om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon genaamd [eiser] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid soft drugs (hash/pollum) toebehorende aan die [eiser], een vuurwapen op die [eiser] heeft gericht, zijnde de uitvoering van dat voornemen niet voltooid.

    (…)

    op 16 juli 2004 te Spijkenisse ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk een persoon genaamd [eiser] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen kogels in de richting van die [eiser] heeft afgevuurd en kogels in de rug en een schouder of een arm van die [eiser] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.’

    Voorts heeft de rechtbank in dat vonnis overwogen:

    ‘Verdachte heeft (…) samen met zijn vriendin een man, waarvan hij softdrugs zou kopen, geprobeerd in de woning van het slachtoffer af te persen. Toen het slachtoffer de drugs wilde pakken, heeft verdachte een vuurwapen op het slachtoffer gericht. Nadat het slachtoffer het vuurwapen had geprobeerd af te pakken, heeft verdachte een aantal keer in de richting van het slachtoffer geschoten, toen het slachtoffer zijn woning probeerde uit te vluchten.’

    2.3. Op 4 november 2004 heeft fysiotherapeut [X] een verslag geschreven. In dat verslag staat onder meer dat hij [eiser] van 5 oktober 2004 tot 4 november 2004 heeft behandeld. Voorts staat daarin, voor zover van belang, het volgende:

    ‘CONCLUSIE ANAMNESE EN ONDERZOEK

    Dhr. [eiser] is door mij behandeld voor schouderklachten na schotwonden rechter arm en schouder.

    Bij het onderzoek vond ik sterke atrofie van de m.triceps brachi, m.rhomboïdeus en m.supraspinatus rechts, pijnprovocatie bij isometrische weerstand m.triceps brachi en m.supraspinatus, pijnprovocatie m.pectoralis minor bij verlenging, verstoorde coordinatie rechter schouderfunctie bij anteflexie elevatie rechter schoudergordel en hypomobiliteit van de cervicothoracale overgang rechts rotatie.

    De behandeling heeft bestaan uit instructie van oefentherapie gericht op verbeteren coordinatie schouderfunctie, verhogen van de belastbaarheid van de bovengenoemde musculatuur en arthrogene mobilisatietechnieken van de cervicothoracale overgang.

    RESULTAAT

    De klachten blijven aanhouden, er treedt geen verbetering op.’

    2.4. Bij vonnis van 2 juni 201 is [Y], de (voormalige) vriendin van [gedaagde], door de rechtbank te Rotterdam veroordeeld om bij wijze van schadevergoeding ter zake van het schietincident van 16 juli 2007 aan [eiser] te betalen een bedrag van € 9.937,07, vermeerderd met rente en kosten.

  3. De verdere beoordeling

    Verjaring

    3.1. Naar aanleiding van het verjaringsverweer van [gedaagde], dat steunt op zijn stelling dat de verstekdagvaarding van 17 juli 2009 ten onrechte openbaar is betekend, heeft de rechtbank [eiser] in het tussenvonnis van 6 juni 2012 opgedragen te bewijzen dat hem ten tijde van het uitbrengen van de verstekdagvaarding uit raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie is gebleken dat [gedaagde] destijds niet in Nederland stond ingeschreven.

    3.2. Bij voornoemde akte van 22 augustus 2012 heeft [eiser] een “Antwoordbericht GBA NAW” d.d. 19 juni 2012, alsmede een toelichting daarop van Gerechtsdeurwaarderskantoor Vismans in het geding gebracht. De rechtbank acht op basis daarvan voldoende aannemelijk dat ten tijde van het uitbrengen van de verstekdagvaarding geen adres van [gedaagde] bekend was in de gemeen¬te¬lijke basisadministratie.

    In het overzicht is onder meer het volgende vermeld:

    ‘Straatnaam historisch : [adres]

    (…)

    Woonplaats historisch : [woonplaats]

    (…)

    Datum ingang onderzoek historisch : 18-03-2008

    Datum einde onderzoek historisch : 12-06-2008

    Datum van opneming : 17-08-2007’

    Vervolgens vermeldt het overzicht een opneming op 16 juli 2008 in de gemeente [woonplaats], gevolgd door de melding:

    ‘(…)

    Datum inschrijving historisch : 15-07-2008

    Datum van opneming : 01-08-2008’

    Ten slotte wordt in het overzicht melding gemaakt van een opneming op 21 augustus 2009 in de gemeente [adres].

    3.3. De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT