Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 28 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16-441146-11 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1944] te [geboorteplaats] (Turkije)

wonende te [adres], [woonplaats]

raadsman mr. D. Gürses, advocaat te Utrecht

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 december 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2004 tot 1 juli 2009 uitkeringsfraude heeft gepleegd door opzettelijk na te laten de instantie waarvan hij een uitkering kreeg te informeren dat hij beschikte over vermogen in de vorm van een woning in het buitenland.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij - onder meer - op het rapport van het Internationaal Bureau Fraudeonderzoeken, waaruit blijkt dat verdachte tot 29 april 2009 eigenaar was van een perceel grond met opstallen te [woonplaats] (Turkije) en waaruit blijkt dat dit is getaxeerd op € 208.000,-.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman wijst er in de eerste plaats op dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten de uitkeringsinstantie te informeren over het eigendom van de woning te [woonplaats]. In de tweede plaats kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat verdachte de beschikking had over de woning.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende .

Verdachte is voor 1998 eigenaar geworden van een onbebouwd perceel grond te [woonplaats], Turkije. De thans op dit perceel aanwezige bebouwing bestaat uit een appartementencomplex van vier woonlagen en een werkplaats/winkel en is opgeleverd in 1998. Verdachte heeft de eigendom van dit perceel met opstallen op 20 november 2007 gedeeltelijk overgedragen aan zijn echtgenote [naam]. Op 29 april 2009 is de volledige eigendom overgedragen aan [X].

Verdachte ontving met ingang van 1 maart 1997 een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet. Deze uitkering is met ingang van 1 oktober 2004 omgezet naar een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Verdachte ontving de bijstandsuitkering tot en met 1 juli 2009.

Met betrekking tot de op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT