Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Zutphen, 21 de Diciembre de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 21 de Diciembre de 2012 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Zutphen |
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer
06/922033-08
Uitspraak d.d. 21 december 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1966],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman mr. M.K. Rack, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 november 2009, 18 september 2012 en 11 december 2012.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
-
De besloten vennootschap [beheermaatschappij BV]. (verder te noemen de
vennootschap) in of omstreeks de periode 1 juli 2006 t/m 18 januari 2007 te
Zutphen en/of Winterswijk, althans in Nederland, terwijl de vennootschap bij vonnis van de
rechtbank te Zutphen van 18 januari 2007, in staat van faillissement is
verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
-
baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft ontrokken
en/of enig goed klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd, te weten:
- 84.490 euro zijnde de opbrengst van de verkoop van de bedrijfsinventaris
van de vennootschap aan [bedrijf 1 BV];
- 105.521,22 euro betreffende afgebogen debiteurenontvangsten op ABN AMRO
rekening [rekeningnummer 1] minus gedane zakelijke betalingen van deze rekening;
- 157.750 euro betreffende terugontvangen van aan [bedrijf 2] tijdelijk in beheer
gegeven gelden op bovengenoemde ABN AMRO rekening,
immers heeft de vennootschap bedoelde bate(n) niet op de rekening van de
vennootschap gestort of doen storten, althans niet in boedel gestort, althans
verzwegen voor haar curator
-
niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op haar, de vennootschap en/of
haar mededader(s), rustende verplichtingen ten opzichte
van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of te voorschijn
brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat
artikel bedoeld;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
tezamen en in vereniging met één of meer anderen althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
-
-
de besloten vennootschap [beheermaatschappij BV]. in of omstreeks de
periode 18 januari 2007 t/m 20 januari 2009 in de gemeente Zutphen en/of
Winterswijk en/of Groenlo, althans in Nederland,
als degene die op 18 januari 2007 door de rechtbank te Zutphen in staat van
faillissement is verklaard en door de curator en/of rechter-commissaris
wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden
opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen
te geven, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
tezamen en in vereniging met één of meer anderen althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althans alleen, (telkens) leiding heeft gegeven;
art 194 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
-
Aanleiding onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek was de aangifte van de curator in het faillissement van de besloten vennootschap [beheermaatschappij BV] van bedrieglijke bankbreuk en het niet uitleveren van administratie door verdachte. Naar aanleiding van de aangifte van de curator en een aanvullende aangifte werd een strafrechtelijk onderzoek ingesteld.
-
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Uit de bewijsmiddelen komt volgens de officier van justitie naar voren dat verdachte sinds juli 2006 als feitelijk leidinggevende/opdrachtgever samen met de medeverdachte [medeverdachte] betrokken is geweest bij de voorbereiding en effectuering van de bedrijfsbeëindiging van [beheermaatschappij BV] en daarmee samenhangende uitvoeringshandelingen.
-
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is een algehele vrijspraak bepleit van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, alleen reeds omdat uit de verklaringen van de medewerkers en uit geen enkel bewijsmiddel kan worden afgeleid dat verdachte in de ten laste gelegde periode alleen dan wel samen met de medeverdachte feitelijk leiding heeft gegeven. Verdachte was vanaf 25 september 2006 niet meer aan te merken als feitelijk bestuurder. Bovendien is niet gebleken van enige strafrechtelijke betrokkenheid van verdachte bij de verkoop van de inventaris of onttrekking aan de B.V. van debiteurenontvangsten of tijdelijk buiten [beheermaatschappij BV] geparkeerde gelden, terwijl verdachte ook niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen er buiten zijn gezichtsveld met de boekhouding is gebeurd. Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten toegelicht.
-
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij vonnis2 van de rechtbank Zutphen van 18 januari 2007 is de besloten vennootschap [bedrijf 3 BV] (hierna: [bedrijf 3 BV]), gevestigd te [plaats], op verzoek van de Rabobank in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. R. Feunekes tot rechter-commissaris en mr. M.L.W.J.S. Knook tot curator.
Op 20 juni 2007 is door mr. Knook aangifte3 gedaan van faillissementsfraude in het faillissement van [bedrijf 3 BV] De aangifte richtte zich onder meer tegen verdachte en [medeverdachte]. De curator heeft verklaard dat er geen administratie van [bedrijf 3 BV] aan haar ter beschikking is gesteld. [verdachte] heeft niet voldaan aan de op hem rustende verplichting tot het in ongeschonden staat tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en geschriften, waardoor zij niet heeft kunnen controleren of er (meer) baten in het faillissement zijn en meer algemeen de rechten en verplichtingen van [bedrijf 3 BV] niet heeft kunnen vaststellen.
Uit een bij de aangifte gevoegd faillissementsverslag4 d.d. 20 juli 2007 komt onder meer naar voren, zakelijk weergegeven:
De curator heeft ten tijde van het faillissement en gedurende de verslagperiode geen administratie en/of boekhouding aangetroffen, noch ontvangen. Ten tijde van het faillissement heeft de curator een nagenoeg leeg bedrijfspand aangetroffen. De curator is er niet in geslaagd de eigendom van de activa aan te tonen. Gezien het ontbreken van iedere vorm van administratie, alsmede het ontbreken van een traceerbare bestuurder is het de curator niet bekend of er sprake is van debiteuren en zo ja in welke omvang.
Het faillissement van [bedrijf 3 BV], is aangevraagd door de huisbankier van de onderneming, de Rabobank. De vordering van de Rabobank (voor uitwinning) bedraagt € 320.763,23. De fiscus heeft een preferente vordering van € 188.950,00. De overige preferente vorderingen bedragen in totaal € 18.841,58. De concurrente vorderingen bedragen in totaal € 521.114,06.
De curator is niet bekend met een zakelijke bankrekening voor [bedrijf 3 BV] bij de ABN Amro.
Door verdachte is op 19 september 2006 een bankrekening geopend bij de ABN Amro5 ten name van [bedrijf 3 BV] onder rekeningnummer [rekeningnummer 1]. De huisbankier van [bedrijf 3 BV] is de Rabobank.
Op de rekeningafschriften6 van de ABN Amro bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] is vanaf 4 oktober 2006 tot 19 oktober 2006 zichtbaar dat hierop betalingen van debiteuren van [bedrijf 3 BV] worden gedaan tot een totaalbedrag van € 105.521,22. Dit betroffen onder andere betalingen van [bedrijf 4 BV], [bedrijf 5], [bedrijf 6 BV] en [bedrijf 7 BV].
Bij brief7 van 2 oktober 2006 van [bedrijf 3 BV] aan [bedrijf 7 BV] is [bedrijf 7 BV] verzocht de betalingen aan [bedrijf 3 BV] te verrichten op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1]. Vanaf een bankrekening die wordt omschreven als "derdengelden [bedrijf 2]", nummer [rekeningnummer 2]5, wordt met omschrijving "tijdelijk in beheer gegeven gelden" tot een bedrag van in totaal € 157.750,00 gestort op rekeningnummer [rekeningnummer 1] (ABN AMRO).
Op 10 oktober 2006 is door [bedrijf 1 BV] B.V. een bedrag van € 84.490,00 geboekt op de ABN Amro rekening van [bedrijf 3 BV]
Van de ABN-AMRO bankrekening van [bedrijf 3 BV] is het overgrote deel van de daarop ontvangen gelden...
-
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT