Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 27 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak27 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/700757-12

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 december 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1956] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats],

thans verblijvende in het Psychiatrisch Penitentiair Centrum te Zwolle.

Raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 29 oktober 2012 en 13 december 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 29 oktober 2012 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

primair: al dan niet met voorbedachten rade opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] (zijnde haar dochter) te doden;

subsidiair: [slachtoffer] (zijnde haar dochter) zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;

meer subsidiair: heeft geprobeerd om [slachtoffer] (zijnde haar dochter) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot moord.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft alvorens in te gaan op de juridische beoordeling allereerst naar voren gebracht dat bij verdachte ten opzichte van haar dochter gevoelens van schaamte en verdriet overheersen.

De raadsman heeft zich met betrekking tot het ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van voorbedachten rade. Hoewel er wel omstandigheden zijn die hierop wijzen blijkt uit niets dat zij daadwerkelijk de uitgevoerde handelingen in de richting van haar dochter heeft voorbereid. De raadsman heeft er in dit kader op gewezen dat de uitlatingen van verdachte in het telefoongesprek met de meldkamer niet zozeer duiden op een door verdachte ten uitvoer gebracht plan om haar dochter van het leven te beroven als wel blijk geven van de realisatie van verdachte wat zij haar dochter had aangedaan.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 Vaststaande en niet betwiste feiten en omstandigheden

Op maandag 23 april 2012 omstreeks 10.24 uur kwam er bij de Regionale Meldkamer Utrecht een melding binnen van een onwelwording op de [adres] te [woonplaats]. Enkele minuten later werd deze melding veranderd in het feit dat de moeder des huizes haar dochter met een hamer op haar hoofd had geslagen en dat de moeder hierna had geprobeerd om zichzelf van het leven te beroven.

Nadat er door de ter plaatse gekomen verbalisanten bij de hiervoor genoemde woning werd aangebeld werd er opengedaan door een vrouw (de rechtbank begrijpt op grond van het dossier: door verdachte). Deze vrouw had een tweetal kleine snijwonden in haar hals waaruit bloed kwam en aan beide polsen had zij verticale wonden met een lengte van ongeveer 10 centimeter. Door de verbalisanten werd gezien dat deze vrouw constant met beide handen aan haar haren trok en zij hoorden de vrouw onder meer zeggen: “wat heb ik gedaan, ik wilde haar behoeden voor alles, ik heb het allemaal zelf gedaan”. ’

Meerdere verbalisanten zijn vervolgens boven in de woning gaan kijken en zagen dat de deur van de badkamer openstond, dat het bad gevuld was met bebloed water en er bloedvegen op de rand van het bad zaten. In de kamer links van de badkamer lag aan het voeteneind van een tweepersoonsbed een meisje dat onder het bloed zat. Op de muur in de kamer zat ook bloed op de muur en er lag veel bloed op de grond. Een bebloede klauwhamer werd op de grond aangetroffen en op de strijkplank die in die kamer stond lagen een keukenmes en een stanleymes.

Tijdens het stabiliseren van het meisje vertelde zij aan een van de ter plaatse gekomen verbalisanten: “ik was ziek thuis vandaag. Ik lag hier in bed bij mama. Plotseling zag ik dat mama een hamer onder het bed vandaan pakte. Ik zag dat mama mij meerdere malen, heel vaak eigenlijk, met die hamer op mijn hoofd sloeg. Ik heb zo’n pijn aan mijn hoofd. Ik heb het zo koud”.

Dezelfde dag nog verklaarde het meisje, [slachtoffer] ([2000]) dat haar moeder een hamer onder het bed vandaan pakte en dat haar moeder haar met deze hamer op haar hoofd sloeg. Vervolgens was zij op de grond gevallen en draaide haar moeder haar hoofd om en kreeg ze geen lucht meer. Haar moeder kneep haar keel dicht. Hierna sloeg haar moeder haar nogmaals met de hamer.

De verdachte heeft ter terechtzitting van 29 oktober 2012 verklaard dat zij haar dochter meermalen met een hamer op het hoofd heeft geslagen, dat zij haar dochter bij de keel heeft gepakt omdat zij wilde dat zij stil zou zijn en dat zij hierna heeft geprobeerd om zichzelf te doden.

4.3.2 Overwegingen ten aanzien van de opzet op de dood

De rechtbank overweegt dat, gelet op hetgeen onder 5.2 is weergegeven dat er bij verdachte ten tijde van de gepleegde geweldshandelingen in de richting van haar dochter sprake was van een geestelijke stoornis en dat door de deskundigen geadviseerd wordt om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. De eerste vraag die beantwoord dient te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT