Voorlopige voorziening van Centrale Raad van Beroep, 19 de Diciembre de 2012
Datum uitspraak | 19 de Diciembre de 2012 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
12/6301 WMO-VV, 12/6353 WWB-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[A. te B. ] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (college) en de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (Commissie), gedaagden
Datum uitspraak: 19 december 2012
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (rechtbank) van 31 juli 2012, 12/3450 en 12/3408 (aangevallen uitspraak).
Namens verzoekster heeft mr. W.G. Fischer, advocaat, een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
OVERWEGINGEN
-
De voorzieningenrechter van de Raad (voorzieningenrechter) verwijst voor de van belang zijnde feiten en omstandigheden naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Verzoekster, afkomstig uit de Democratische Republiek Congo, heeft op 5 juli 2012 gedaagden verzocht om opvang of om leef- en reisgeld op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Bij besluit van 20 juli 2012 hebben gedaagden dat verzoek afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening bij de rechtbank gedaan.
-
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak, voor zover hier van belang, het beroep tegen het besluit van 20 juli 2012 ongegrond verklaard.
-
Verzoekster heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 20 juli 2012 ongegrond is verklaard.
-
De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening.
4.3. Niet in geschil is dat verzoekster geen aanspraak kan maken op bijstand op grond van de WWB of op opvang op grond van de Wmo aangezien zij niet over rechtmatig verblijf beschikt...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT