Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Middelburg, 13 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Middelburg

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Nevenlocatie Middelburg

Sector bestuursrecht

Zaaknummers: AWB 12/12483 en 12/16839

V-nummer: 200.605.5166

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaken tussen

[naam], eiser,

gemachtigde mr. P.R. Klaver,

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (en diens rechtsvoorgangers), verweerder,

gemachtigde mr. L. Beening.

Procesverloop

AWB 12/12483:

Eiser heeft op 13 april 2012 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 april 2012 (het bestreden besluit), waarbij het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kennelijk ongegrond is verklaard.

AWB 12/16839:

Eiser heeft op 13 april 2012 tevens beroep ingesteld tegen het besluit van 5 april 2012 (het bestreden besluit), waarbij de maatregel tot ongewenstverklaring is opgeheven en gelijktijdig aan eiser een inreisverbod voor de duur van 10 jaar is opgelegd.

De behandeling van beide beroepen heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2012. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A.L. Manouzi, tolk in de Arabische taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [1967] en de Algerijnse nationaliteit te bezitten. Hij is op 19 maart 2007 ongewenst verklaard. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. Eiser heeft Nederland niet verlaten.

    AWB 12/12483: Artikel 64 van de Vw 2000

  2. Op 16 augustus 2011 heeft eiser een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) op 9 december 2011 een advies uitgebracht. Verweerder heeft het verzoek op basis van dit advies op 15 december 2011 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

  3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat behandeling van zijn chronische depressie in het land van herkomst niet mogelijk is en dat dit zal leiden toe een medische acute noodsituatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Adequate zorg is in het land van herkomst niet beschikbaar, niet bereikbaar, niet toegankelijk en niet betaalbaar. Thans ontvangt hij ook maar mondjesmaat de benodigde zorg (welke bestaat uit de verstrekking van medicijnen) omdat hij onverzekerd is. Essentieel is dat hij adequate, psychiatrische zorg ontvangt. Daarbij is een veilige behandelomgeving voor eiser noodzakelijk. In dit verband heeft hij een ongedateerd krantenartikel overgelegd met de titel ”Veilige asielstatus helpt vluchteling het meest”.

    Volgens eiser heeft het BMA niet nader toegelicht waarom is geconcludeerd dat eiser in staat is om te reizen. Bovendien heeft verweerder zich er niet van vergewist hoe de feitelijke overdracht in Algerije zal worden gerealiseerd.

    Tot slot heeft eiser aangedrongen op een persoonlijk onderzoek door het BMA en een hoorzitting bij verweerder waarbij ook het BMA dient te worden gehoord.

  4. Ter onderbouwing van zijn medische situatie heeft eiser op 25 oktober 2012 alsnog een “uitdraai” van zijn medische gegevens over de periode van 31 mei 2006 tot en met 19 augustus 2011 overgelegd. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat er van de zijde van verweerder geen bezwaar bestaat tegen het feit dat deze stukken bij de beoordeling van het beroep worden betrokken.

  5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit rechtens juist is. Uitzetting van eiser zal, gelet op de vaste jurisprudentie rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), niet leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM.

    De rechtbank overweegt als volgt.

  6. Ingevolge artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.

    Volgens paragraaf A4/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) blijft uitzetting op grond van artikel 64 van de Vw 2000 achterwege indien de medisch adviseur aangeeft dat:

    - het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen; of

    - de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan en de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT