Voorlopige voorziening van Centrale Raad van Beroep, 10 de Enero de 2013

Datum uitspraak10 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/1300 WOJ 12/1301 WOJ

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om voorlopige voorziening tegen de uitspraak van de kinderrechter als bestuursrechter van de rechtbank Zwolle sector Civiel te Zwolle van 23 februari 2012, 176511 / FZ RK 10-3896 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B. ] (appellant)

Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZ)

Datum uitspraak: 10 januari 2013

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft C. Dol, werkzaam bij Belangenbehartiger.nl, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Bij brief van 1 maart 2012 heeft appellant verzocht om een voorlopige voorziening.

Bij brief van 10 april 2012 heeft de heer Dol namens appellant het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht BJZ te veroordelen in de proceskosten.

BJZ heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.

Met toestemming van partijen heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.

De Raad stelt vast dat namens appellant het verzoek om voorlopige voorziening is ingetrokken aangezien het spoedeisend belang is komen te ontvallen, nu BJZ appellant bij besluit van 5 april 2012 heeft geïndiceerd voor het zorgzwaartepakket GGZ 3C.

Het in de bodemprocedure bij de Raad bestreden besluit betreft een indicatie van BJZ op de aanvraag van appellant van 23 maart 2010. Bij besluit van 22 april 2010 is de volgende zorg voor appellant voor de periode van 8 april 2010 tot 8 oktober 2010 geïndiceerd:

- begeleiding individueel klasse 1;

- persoonlijke verzorging klasse 2;

- begeleiding groep klasse 1;

- verblijf tijdelijk klasse 1.

Bij besluit van 14 september 2010 is op het bezwaar van appellant de volgende beslissing genomen.

- Zorgaanspraak in het kader van de Zorgverzekeringswet;

- persoonlijke verzorging klasse 2 (voor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT