Verzet van Centrale Raad van Beroep, 11 de Enero de 2013

Datum uitspraak11 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/1517 WAO-V

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2012, 11/3484 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B. ] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 11 januari 2013

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 29 juni 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen de uitspraak van de Raad van 29 juni 2012 heeft appellant verzet gedaan.

Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 december 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 29 juni 2012 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 18 april 2012 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.

Bij brief van 8 mei 2012, bij de Raad ontvangen op 16 mei 2012, heeft appellant aangevoerd dat hij het griffierecht bij brief van 30 maart 2012 contant heeft betaald. Appellant heeft een kopie meegezonden van de brief van 30 maart 2012 en een kopie van een verzendbewijs waaruit de aangetekende verzending van de brief zou moeten worden afgeleid.

Vaststaat dat bij de Raad geen van appellant afkomstige brief van 30 maart 2012 is ontvangen.

In het verzetschrift heeft appellant - wederom - aangevoerd dat hij het griffierecht wel heeft betaald. In de financiële administratie van de Raad is echter geen door of namens appellant gedane betaling aangetroffen. De Raad stelt daarom vast dat niet is gebleken van feiten of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT