Verzet van Centrale Raad van Beroep, 11 de Enero de 2013

Datum uitspraak11 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/3833 WAO-V

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2011, 10/3716 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 11 januari 2013

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 december 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen de uitspraak van de Raad van 16 december 2011 heeft appellant bij brief, bij de Raad ingekomen op 10 januari 2012, verzet gedaan.

Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 december 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 16 december 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 30 september 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.

Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.

In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij tot dan toe niet over de financiële middelen beschikte om het verschuldigde griffierecht te voldoen. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij nu bereid is het griffierecht alsnog te betalen en heeft hij verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.

Omdat de Raad uit de gedingstukken niet met zekerheid heeft kunnen afleiden dat de brief van 30 september 2011 appellant daadwerkelijk heeft bereikt, is appellant bij - aangetekend verzonden - brief van 5 juni 2012 opnieuw in de gelegenheid gesteld het griffierecht, binnen vier weken, te voldoen. Daarbij is medegedeeld dat in dat geval het verzet gegrond zal worden verklaard en dat bij niet- of niet tijdige betaling het verzet ongegrond zal worden verklaard.

Bij brief van 22 juni 2012 heeft appellant verklaard dat hij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen.

Dit betekent dat het griffierecht niet binnen de - nader - gestelde termijn is betaald. In de brief van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT