Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Leeuwarden, 20 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Leeuwarden

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 12/975

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde [gemachtigde eiser],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde verweerder].

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H.86) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 99.343 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.064. Tevens heeft verweerder bij beschikking een bedrag aan heffingsrente van € 143 opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 april 2012 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 27 april 2012, ontvangen bij de rechtbank op 1 mei 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2012 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door [bijstand].

Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan eiser.

Eiser heeft na sluiting van het onderzoek een brief, gedateerd 15 oktober 2012, aan de rechtbank gestuurd, welke aan hem is geretourneerd. Voor zover verweerder hiermee een verzoek om heropening van het onderzoek heeft willen doen ingevolge artikel 8:68 van de Awb, heeft de rechtbank kennis genomen van dit verzoek, en geoordeeld dat het onderzoek volledig is geweest. Daarom heeft zij het verzoek afgewezen.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiser is geboren op [datum] 1959 en gehuwd met [echtgenote].

1.2 Eiser houdt alle aandelen in [X] B.V., welke B.V., middellijk dan wel onmiddellijk, aandeelhouder is van diverse besloten vennootschappen.

1.3 Eiser is samen met zijn echtgenote eigenaar van een onroerende zaak, bestaande uit een woning met toebehoren aan [adres 1] (het pand).

1.4 Eiser heeft tot 13 mei 2004 in het onder 1.3 vermelde pand gewoond en stond op dat adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

1.5 Eiser woont vanaf 13 mei 2004 aan [adres 2]. Hij staat eveneens vanaf die datum op dat adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

1.6 Eisers echtgenote en zijn kinderen zijn in de maanden juli en augustus 2005 verhuisd van de onder 1.3 vermelde woning naar de onder 1.5 vermelde woning.

1.7 Het pand stond begin 2005 te koop voor € 795.000.

1.8 Eiser heeft in 2005 een huurovereenkomst gesloten met [Y] B.V.. Volgens deze huurovereenkomst wordt het pand met ingang van 1 juli 2005, voor een periode van vijf jaar, door eiser aan [Y] B.V. verhuurd voor een huurprijs van € 3.500 per maand.

1.9 In de aangifte IB/PVV 2005 heeft eiser de inkomsten uit het pand opgenomen als resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3.92 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB). Verweerder heeft het pand bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2005 tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen gerekend. Eiser heeft tegen de aldus vastgestelde aanslag bezwaar en beroep aangetekend.

1.10 In de aangifte IB/PVV 2006 heeft eiser de inkomsten uit het pand opgenomen als resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3.92 van de Wet IB. De aanslag IB/PVV 2006 is in een geautomatiseerd proces vastgesteld overeenkomstig de aangifte.

1.11 In de aangifte IB/PVV 2007 heeft eiser eveneens de inkomsten uit het pand opgenomen als resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3.92 van de Wet IB. Verweerder heeft het pand bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2007 tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen gerekend. Eiser heeft tegen de aldus vastgestelde aanslag bezwaar aangetekend. Verweerder heeft eiser bij uitspraak op bezwaar van 28 augustus 2009 niet ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft geen aanleiding gevonden de aanslag IB/PVV 2007 ambtshalve te herzien.

1.12 Eisers beroep tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag IB/PVV 2005 is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer [nummer]. De rechtbank heeft op [datum] 2010 uitspraak gedaan en daarin onder andere het volgende overwogen:

"3.1 Ingevolge artikel 3.92, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet wordt onder een werkzaamheid mede verstaan het rendabel maken van vermogensbestanddelen voor zover deze vermogensbestanddelen al dan niet tegen vergoeding rechtens, dan wel in feite, direct of indirect ter beschikking worden gesteld aan een vennootschap, waarin de belastingplichtige - kort gezegd - een aanmerkelijk belang heeft.

3.2 Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een huurovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de onder 1.3 vermelde onroerende zaak, met een BV waarvan hij enig aandeelhouder is en waarin hij derhalve een aanmerkelijk belang heeft.

3.3 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser tegen vergoeding rechtens een vermogensbestanddeel ter beschikking heeft gesteld aan een vennootschap waarin eiser een aanmerkelijk belang heeft, tenzij de overeengekomen huur als een schijnovereenkomst moet worden aangemerkt, hetgeen verweerder stelt en eiser betwist. De rechtbank oordeelt voorts dat verweerder niet in de op hem rustende bewijslast in dezen is geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe dat verweerder met zijn verwijzing naar het samenstel van feiten en omstandigheden, waaronder de verhuizing van eiser en zijn gezin (1.7), het feit dat de onder 1.3 vermelde onroerende zaak te koop staat (1.5) en het feit dat eiser sinds 1 juli 2005 geen aftrek in inkomstenbelasting meer geniet vanwege de hypothecaire lening die ziet op de onder 1.3 vermelde onroerende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT