Cassatie van Supreme Court (Netherlands), May 03, 2013
Datum uitspraak | 2013-05-03 |
Uitgevende instantie: | Supreme Court (Netherlands) |
3 mei 2013
nr. 12/01078
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 januari 2012, nrs. BK-10/00581 en BK-10/00582, betreffende na te melden beschikking.
-
Het geding in feitelijke instanties
Ten aanzien van belanghebbende heeft de Inspecteur een beschikking inzake de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen gegeven. De beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nrs. AWB 09/4366 ZVW en AWB 09/4375 PHWN) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
-
Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 13 december 2012 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
-
Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende is een door de Nederlandse loodsencorporatie in het leven geroepen stichting die de opleiding tot registerloods verzorgt. De Nederlandse loodsencorporatie verschaft belanghebbende daartoe de nodige middelen.
3.1.2. Een adspirant-registerloods sluit een leerovereenkomst met belanghebbende en een van de vier regionale loodsencorporaties.
3.1.3. De regionale loodsencorporatie stelt de adspirant-registerloods in de gelegenheid de landelijke en lokale beroepsopleiding tot registerloods en stage (hierna: de opleiding) te volgen.
3.1.4. Belanghebbende betaalt aan een adspirant-registerloods maandelijks € 2800 alsmede een jaarlijkse vakantietoeslag van 8 percent. Daarnaast krijgen adspirant-registerloodsen 24 (betaalde) vakantiedagen per jaar, alsmede een reis- en verblijfkostenvergoeding en geldt voor hen een pensioenregeling.
3.1.5. Een adspirant-registerloods is verplicht gedurende het leertraject de opleiding te volgen naar de aanwijzingen van zowel de Nederlandse als de desbetreffende regionale loodsencorporatie. Na het met goed gevolg afronden van de opleiding is hij verplicht om zich als registerloods in te laten schrijven in het loodsenregister en gedurende 36 maanden ingeschreven te blijven.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de relatie tussen belanghebbende en de adspirant-registerloodsen feitelijk en juridisch van dien aard is, dat aan alle voor het bestaan van een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst vereiste elementen wordt voldaan en dat die relatie is aan te merken als privaatrechtelijke dienstbetrekking. Hiertegen is het middel gericht.
3.3. Vooropgesteld dient te worden dat een leerovereenkomst geen arbeidsovereenkomst is indien de verrichte werkzaamheden primair zijn gericht op het vergroten van eigen kennis en het opdoen van werkervaring (zie HR 29 oktober 1982, nr. 11805, NJ 1983/230 en HR 10 juni 1983, nr. 11962, NJ 1984/60).
3.4.1. In het onderhavige geval hebben de Nederlandse loodsencorporatie en de regionale loodsencorporaties, teneinde in de bij hen bestaande behoefte aan registerloodsen te voorzien, een opleidingsinstituut in het leven geroepen waarmee de adspirant-registerloodsen leerovereenkomsten aangaan. In het kader van die overeenkomsten verrichten zij werkzaamheden bestaande uit het zich bekwamen in de theoretische en praktische vaardigheden waarover een registerloods dient te beschikken.
3.4.2. In 's Hofs oordeel ligt besloten dat uit de hiervoor in 3.4.1 vermelde omstandigheden voortvloeit dat (i) het belang van de loodsencorporaties om te voorzien in hun behoefte aan goed opgeleide beroepsgenoten en daarmee de continuïteit van hun beroepsbeoefening te verzekeren, in hun relatie met de adspirant-registerloodsen voorop staat, en (ii) de werkzaamheden van de adspirant-registerloodsen in het kader van de leerovereenkomsten vooral hierop gericht zijn, zodat die werkzaamheden niet primair zijn gericht op het vergroten van eigen kennis en het opdoen van werkervaring. Het Hof heeft daarbij kennelijk mede acht geslagen op de omvang van de hiervoor in 3.1.4 vermelde emolumenten.
3.4.3. 's Hofs oordeel moet aldus worden begrepen dat het op grond hiervan, en kennelijk mede in aanmerking genomen dat de adspirant-registerloodsen tijdens hun opleiding handelen naar de aanwijzingen van de Nederlandse en regionale loodsencorporaties, tot de slotsom is gekomen dat de onderhavige leerovereenkomsten zijn aan te merken als arbeidsovereenkomsten.
3.4.4. Aldus opgevat geeft 's Hofs oordeel geen blijk van een onjuiste opvatting omtrent het begrip arbeidsovereenkomst. Het is evenmin onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd. Het middel faalt derhalve.
-
Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
-
Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, R.J. Koopman, Th. Groeneveld en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2013.
Nr. Hoge Raad: 12/01078
Nr. Gerechtshof: 10/00581 en 10/00582
Nr. Rechtbank: 09/4366 en 09/4375
Derde Kamer B
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
MR. R.E.C.M. NIESSEN
ADVOCAAT-GENERAAL
Conclusie van 13 december 2012 inzake:
Stichting X
tegen
Staatssecretaris van Financiën1. Inleiding
1.1 Aan Stichting X te Z (hierna: belanghebbende) zijn een beschikking premieheffing werknemersverzekeringen d.d. 14 november 2006 (hierna: beschikking PHWN) en een beschikking inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet d.d. 21 december 2006 (hierna: beschikking ZVW) uitgereikt. In de beschikking PHWN is bepaald dat voor de bij belanghebbende werkzame adspirant-registerloodsen met ingang van 1 januari 2007 premieplicht voor de werknemersverzekeringen wordt aangenomen. In de beschikking ZVW is bepaald dat belanghebbende met ingang van 1 januari 2007 het algemene tarief inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet dient in te houden en af te dragen.
1.2 Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur(1) de beschikkingen gehandhaafd, met dien verstande dat wat betreft de beschikking PHWN de premieplicht eerst aanvangt per 1 maart 2007.
1.3 Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de beschikking ZVW gegrond verklaard waarbij belanghebbende in haar bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard en het beroep inzake de beschikking PHWN ongegrond verklaard.(2)
1.4 Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij gerechtshof 's-Gravenhage (hierna: het Hof). Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.(3) Voorts besliste het Hof dat de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet niet langer in geschil was.
1.5 Tegen de uitspraak van het Hof heeft belanghebbende tijdig en ook overigens op regelmatige wijze beroep in cassatie ingesteld. De staatssecretaris van Financiën (hierna: de Staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
1.6 Het geschil betreft de vraag of belanghebbende verplicht is premies in te houden voor de Werkloosheidswet (hierna: WW), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) en de Ziektewet (hierna: ZW). Voor de beantwoording van deze vraag is het relevant of sprake is van een privaatrechtelijke dan wel fictieve dienstbetrekking tussen belanghebbende en de adspirant-registerloodsen.
-
De feiten en het geschil in feitelijke instanties
2.1 Het Hof geeft de feiten in onderdeel 3 van zijn uitspraak, voor zover zij van belang zijn voor de behandeling van het in cassatie aangevoerde middel, als volgt weer:
3.1. Belanghebbende verzorgt de opleiding van adspirant-registerloodsen en de bijscholing voor registerloodsen die werkzaam zijn in de Nederlandse havens. In de statuten van belanghebbende staat:
Artikel 2
De stichting heeft ten doel het opleiden tot registerloods, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 9, lid 1, letter a, sub 1 en sub 3 en artikel 13, lid 1, letter a, sub 2, van de (Ontwerp) Loodsenwet (Wetsontwerp 20.290), alsmede het bevorderen van de deskundigheid van registerloodsen en de administratieve uitvoering van leerovereenkomsten, als bedoeld in artikel 19 van de (Ontwerp) Loodsenwet, zomede al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. (...)
3.2. De adspirant-registerloods volgt gedurende een periode van 11 tot 13 maanden de opleiding tot registerloods. Om tot de opleiding te worden toegelaten dient de adspirant-registerloods ten minste te beschikken over een geldig vaarbevoegdheidsbewijs ingevolge artikel 20 of 22 van de Zeevaartbemanningswet. De opleiding tot registerloods bestaat uit een landelijke en een regionale theorie- en praktijkopleiding. De praktijkopleiding bestaat onder andere uit het maken van zogenoemde vergezelreizen waarbij de adspirant-registerloods een bevoegde registerloods vergezelt.
3.3. De adspirant-registerloods gaat een leerovereenkomst aan met de regionale loodsencorporatie en met belanghebbende als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van de Loodsenwet waarvan de inhoud is gebaseerd op de Verordening inzake vaststelling van de leerovereenkomst van 18 augustus 1988. (...)
3.4. Op grond van de leerovereenkomst ontvangt de adspirant-registerloods van belanghebbende een maandelijkse vergoeding van ongeveer € 2600 en in mei een...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT