Voorlopige voorziening van Rechtbank Arnhem, 20 de Diciembre de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 20 de Diciembre de 2012 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Arnhem |
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 12/27880
Datum uitspraak: 20 december 2012
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum]
v-nummer [nummer]
van Turkse nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde mr. I. Özkara,
tegen
de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, thans de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Op 3 mei 2012 heeft verzoeker een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ aangevraagd. Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker afgewezen.
Daartegen heeft verzoeker op 30 augustus 2012 bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 oktober 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J.M.M. van Gils.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.
De beoordeling
-
Op grond van het bepaalde in artikel 8:81, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, is vereist.
-
Verweerder heeft verzoeker medegedeeld dat gedurende de behandeling van het bezwaar uitzetting niet achterwege wordt gelaten. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
-
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat verzoeker onvoldoende stukken ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft overgelegd. Om die reden is de aanvraag niet voor advies voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de Minister van EL&I) en is geoordeeld dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden voor verblijf als zelfstandige. Om die reden dient hij te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), waarover hij niet beschikt. Er is geen sprake van bijzondere en individuele omstandigheden die reden geven om van de eis een mvv te verlangen, af te wijken.
-
Hiermee kan verzoeker zich niet verenigen en daartoe wordt het volgende, kort samengevat, aangevoerd.
Allereerst heeft verzoeker betoogd dat verweerder ten onrechte schorsende werking heeft onthouden aan het bestreden besluit. Ten onrechte heeft verweerder de procedurele voorwaarden van de Vw 2000 toegepast in plaats van het beleid zoals dat gold op 1 januari 1973.
Duidelijkheid ontbreekt over wanneer al dan niet om een advies wordt gevraagd. Verder is het onduidelijk welke stukken ingediend moeten worden en wordt in het beleid een aantal stukken genoemd die onmogelijk overgelegd kunnen worden. Ten onrechte wordt geëist dat eiser diploma’s overlegt. Deze eis is in strijd met de standstillbepaling aangezien het betrekking heeft op de persoonlijke kennis van eiser. Bovendien is een nadere toelichting van het toelatingscriterium onduidelijk opgenomen in het beleid. Verzoeker verwijst in dit kader naar twee uitspraken van nevenzittingsplaats Zwolle van 23 maart 2012 (11/41713) en 2 mei 2012 (11/30868). Punt 7.3.3 van de beleidsregel van verweerder bevat...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT