Raadkamer van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 de Enero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Zittingsplaats Arnhem

Pknr: 16-992004-11

Avnr: 1025-12

Het hof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door:

[naam appellant],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],

wonende te [woonplaats] [adres],

hierna te noemen appellant.

Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van

15 mei 2012, houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 8 oktober 2012 de advocaat-generaal en in openbare raadkamer van 26 november 2012 de advocaat-generaal en appellant.

Het hof heeft kennis genomen van:

- het verzoekschrift van appellant, ingediend op 3 januari 2012 ter griffie van de rechtbank te Utrecht door [raadsman], advocaat te [plaats];

- het proces-verbaal van de behandeling op 17 april 2012 van het verzoekschrift door de rechtbank;

- voormelde beschikking van de rechtbank;

- de akte van 12 juni 2012 opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij door appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;

- de brief van appellant met bijlagen van 5 oktober 2012;

- het proces-verbaal ter zitting van 8 oktober 2012;

- de overige zich in het dossier bevindende stukken.

Appellant heeft – daartoe in de gelegenheid gesteld door het hof - per brief van 28 november 2012 alsnog de jaarrekening van de besloten vennootschap [bedrijf] over 2011 overgelegd.

OVERWEGINGEN

  1. Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de rechtbank te Utrecht van 11 oktober 2011 is appellant vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

  2. Appellant en zijn gewezen medeverdachte hebben ieder een verzoekschrift ingediend strekkende tot toekenning van een vergoeding van reiskosten, in de kosten van de raadsman, de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift alsmede tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering voor de door appellant ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte kosten, zijnde de door appellant en zijn gewezen medeverdachte gemaakte accountantskosten. De declaraties van de raadsman en de accountant zijn gericht aan [bedrijf], de gemeenschappelijke holding van appellant en de gewezen medeverdachte [naam]. Appellant en zijn gewezen medeverdachte stellen dat zij de kosten ieder voor de helft in privé hebben gedragen.

  3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank het verzoek tot vergoeding in de kosten van de raadsman en de door appellant ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte kosten afgewezen, nu deze kosten door de besloten vennootschap...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT