Eerste aanleg - enkelvoudig van Centrale Raad van Beroep, 24 de Enero de 2013

Datum uitspraak24 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/4131 BPW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak in het geding tussen

Partijen:

de erven van [A.], laatstelijk gewoond hebbende te [B.] (appellanten)

de Raadskamer WBP van de Pensioen en Uitkeringsraad, thans: de Pensioen en Uitkeringsraad (verweerder)

Datum uitspraak: 24 januari 2013

PROCESVERLOOP

Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de Raadskamer WBP van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Pensioen en Uitkeringsraad als bedoeld in deze wet. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de voormalige Raadskamer WBP van de PUR.

Namens appellanten heeft [C.] beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 juni 2010, kenmerk BZ 2009 46, JZ/A60/2010 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet buitengewoon pensioen 1940 1945 (Wbp).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2012. Appellanten zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

  1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. [A.] (betrokkene) is geboren in 1920. Op 1 november 2008 heeft zijn gemachtigde, [C.], een geschrift ingediend dat door verweerder mede is aangemerkt als een aanvraag om toekenning van een pensioen op grond van de Wbp. Betrokkene is op 4 december 2008 overleden.

    1.2. De Centrale Bestuurscommissie van de Stichting 1940-1945 (Stichting) heeft, na ingesteld onderzoek, aangegeven niet te kunnen verklaren dat betrokkene heeft behoord tot de deelnemers aan het verzet. De Stichting was voorts van mening dat het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van de Wbp niet van toepassing is.

    1.3. Bij besluit van 9 oktober 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 24, vierde lid, van de Wbp van de negatieve verklaring van de Stichting af te wijken. Het hiertegen gerichte bezwaar van appellanten is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.

  2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

    2.1. De gemachtigde van betrokkene heeft aan de aanvraag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT