Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Arnhem, 19 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 200048 / HA ZA 10-883

Vonnis van 19 december 2012

in de zaak van

de stichting

STICHTING WAARBORGFONDS MOTORVERKEER,

gevestigd te Rijswijk,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. R. Gruben te Voorburg,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde]

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. A.H. Blok te Utrecht.

Partijen zullen hierna het Waarborgfonds en [gedaagde] genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 2 februari 2011

    - de akte d.d. 16 februari 2011 aan de zijde van [gedaagde], met bijgevoegd de brief d.d. 14 februari 2011 van J.L.M. Meuwissen

    - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 april 2011

    - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 juni 2011

    - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 12 januari 2012

    - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 mei 2012

    - de conclusie na getuigenverhoor

    - de antwoordconclusie na getuigenverhoor.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De verdere beoordeling

    in conventie

    2.1. Bij het tussenvonnis van 2 februari 2011 is in het kader van het beroep op eigen schuld van [betrokkene] aan [gedaagde] opgedragen te bewijzen dat [betrokkene] ten tijde van de aanrijding op 11 september 2009 geen gordel droeg. [gedaagde] heeft vervolgens in de enquête de getu[.]en [getuige 1], [.] [getuige 2], [.] [getuige 3], [.] [getuige 4] en [.] [getuige 5] doen horen. Het Waarborgfonds heeft in de contra-enquête de getuigen E. [betrokkene] en [.] [getuige 6] doen horen. De beide partijen hebben vervolgens na getuigenverhoor geconcludeerd, [gedaagde] als eerste, het Waarborgfonds daarna. Bij zijn conclusie na enquête heeft het Waarborgfonds - in het kader van de eigen schuld - nog in het geding gebracht een schriftelijke verklaring van H. [A], het commentaar van [betrokkene] op de conclusie na enquête van de kant van [gedaagde] en het rapport van dr. H.L. Hamburger, neuroloog, van 28 maart 2012.

    2.2. In haar conclusie na enquête heeft [gedaagde] bepleit dat de rechtbank terugkomt op haar oordeel dat op [gedaagde] de bewijslast rust terzake van de omstandigheden die ten grondslag liggen aan het beroep op eigen schuld van [betrokkene]. Daarover wordt als volgt overwogen. De rechtbank blijft bij haar beslissing omdat zij van oordeel is dat deze juist is. Indien (niet het Waarborgfonds maar) [betrokkene] [gedaagde] zou aanspreken, zou de bewijslast terzake van de door [gedaagde] gestelde eigen schuld van [betrokkene] bij [gedaagde] liggen (zie bijvoorbeeld HR 11 juni 2010, NJ 2010, 333, LJN: BM1733). Het feit dat niet [betrokkene] maar het Waarborgfonds de vordering heeft ingesteld, maakt de bewijslastverdeling op dit punt niet anders. In het door [gedaagde] aangehaalde arrest HR 24 mei 1985, NJ 1985, 732 is beslist dat degene die wordt aangesproken op grond van een verhaalsrecht in beginsel niet in een slechtere positie behoort te geraken dan wanneer hij door het slachtoffer zelf zou zijn aangesproken. Daarvan is hier echter geen sprake.

    2.3. Het beroep op eigen schuld is gegrond op twee stellingen: dat [betrokkene] zijn gordel niet heeft gedragen en dat hij onder de gegeven omstandigheden met een te hoge snelheid heeft gereden. Allereerst de vraag of [gedaagde] is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat [betrokkene] geen gordel heeft gedragen. Alle onder 2.1. genoemde getuigen zijn onder ede als getuige over dit bewijsthema gehoord. Bij zijn conclusie na enquête heeft het Waarborgfonds daarnaast nog een schriftelijke verklaring van H. [A] in het geding gebracht. De rechtbank acht dat in strijd met de goede procesorde. In deze zaak zijn over een periode van bijna anderhalf jaar een heel aantal getuigen gehoord. Het Waarborgfonds heeft niet van de mogelijkheid gebruik gemaakt ook H. [A] als getuige te doen ondervragen. Dat heeft [gedaagde] de mogelijkheid ontnomen aan deze getuige vragen te stellen. Het thans, eerst na het sluiten van de contra-enquête en na het concluderen na enquête door [gedaagde], in het geding brengen van een schriftelijke verklaring, terwijl niet is gesteld of gebleken waarom [A] niet als getuige is gehoord of diens verklaring vóór of tijdens het getuigenverhoor overgelegd kon worden, is onder deze omstandigheden in strijd met de goede procesorde. Deze verklaring zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

    2.4. De getuigen hebben...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT