Raadkamer van Rechtbank Oost-Nederland, 30 de Enero de 2013
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 30 de Enero de 2013 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Oost-Nederland |
beschikking
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/901132-07
Rechtbanknummer : 12/1102
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer inzake het op 22 oktober 2012 bij deze rechtbank ingekomen bezwaarschrift, ex artikel 7 van de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, van:
naam : [veroordeelde], hierna te noemen: veroordeelde,
geboren op : [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
strekkende tot vernietiging van het afgenomen celmateriaal van veroordeelde.
De procedure
In raadkamer van 16 januari 2013 zijn gehoord namens veroordeelde (die niet in raadkamer aanwezig is) zijn raadsvrouw mr. A.F. Hof, advocaat te Amersfoort, en de officier van justitie, mr. B. Molenaar.
De feiten
Uit het dossier blijkt -onder meer- het volgende.
Veroordeelde is op 25 april 2008 door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, terzake van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en onder C van de Opiumwet.
Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 4 februari 2010 is veroordeelde door het Gerechtshof Arnhem veroordeeld tot een gelijke straf terzake van gelijke bewezenverklaarde feiten.
Het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is bij arrest van de Hoge Raad van 29 november 2011 verworpen.
Op 26 september 2012 is door een officier van justitie bevolen dat celmateriaal ten behoeve van een DNA-onderzoek bij veroordeelde zal worden afgenomen. Op 10 oktober 2012 heeft celafname plaatsgevonden.
Het standpunt van veroordeelde
Veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de afname van celmateriaal ten onrechte door een niet-arts of verpleegkundige heeft plaatsgevonden, zonder dat verdachte is voorgelicht over de mogelijkheid daartegen bezwaar te maken.
Veroordeelde doet een beroep op de uitzonderingsbepaling van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
Voorts is veroordeelde van mening dat de afname, bepaling en verwerking van zijn DNA in strijd is met het bepaalde in artikel 8 van het EVRM. Er ontbreekt een wettelijke grondslag voor het bewaren van het celmateriaal.
De feiten, waarvoor verdachte is veroordeeld, dateren uit 2007. Nu hij tot 26 september 2012 geen bevel tot afname van celmateriaal heeft ontvangen, mocht hij erop vertrouwen dat een dergelijk bevel niet meer zou worden afgegeven...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT