Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Gravenhage, 25 de Febrero de 2013

Datum uitspraak25 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:'s-Gravenhage

201201291/1/V3.

Datum uitspraak: 25 februari 2013

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 5 januari 2012 in zaak nr. 11/16820 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2011 heeft de minister de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken.

Bij besluit van 12 mei 2011 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 5 januari 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; hierna: de staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.

  2. Bij besluit van 9 februari 2011 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'Verblijf bij echtgenote [naam 1]' met terugwerkende kracht ingetrokken. Voorts heeft de staatssecretaris bij dit besluit de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'Voortgezet verblijf' met terugwerkende kracht ingetrokken. Aan voormeld besluit heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de vreemdeling gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. Ten tijde van de indiening van die aanvraag - 6 maart 2000 - had de vreemdeling dienen aan te geven dat hij op dat moment nog met zijn in Marokko verblijvende echtgenote, [naam 2], was gehuwd. Om voor de gevraagde verblijfsvergunning in aanmerking te komen, diende hij met de echtgenote bij wie verblijf hier te lande werd beoogd een duurzame en exclusieve relatie te onderhouden. Aan deze eis werd, gelet op het bestaan van de polygame situatie, niet voldaan, aldus de staatssecretaris.

    In het besluit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT