Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 19 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 19 december 2012

Zaaknummer : 200.110.411/01

Rekestnummer rechtbank : F2 RK 12-285

[verzoeker]

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. drs. H. Durdu te Rotterdam,

tegen

[verweerster],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. K. Beumer te Rhoon, gemeente Albrandswaard.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te ‘s-Gravenhage,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 24 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 24 april 2012 van de rechtbank Rotterdam.

De moeder heeft op 3 september 2012 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de man:

- op 21 september 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;

van de zijde van de moeder:

- op 26 september 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;

- op 25 oktober 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.

De zaak is op 14 november 2012 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de heer J. Kuhn namens de raad.

De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij beschikking van 22 december 2010 heeft dit hof de man het recht op omgang met de na te noemen minderjarige ontzegd.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

  1. In geschil is vaststelling van een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige:

    [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats], hierna verder: de minderjarige.

  2. De man verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:

    primair

    1. te bepalen dat de man gerechtigd is tot omgang met de minderjarige, te weten een omgangsregeling met een opbouwend karakter: aan te vangen met één uur per week in het weekend voor de duur van vier weken, op te volgen door één dagdeel in het weekend voor de duur van vier weken, vervolgens één dag in het weekend voor de duur van vier weken, teneinde toe te werken naar de navolgende omgangsregeling: één weekend in de veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede op de verjaardagen van de man en van de grootouders manszijde en de helft van alle vakanties en feestdagen;

      subsidiair

    2. te bepalen dat de man gerechtigd is tot omgang met de minderjarige, te weten een omgangsregeling met een opbouwend karakter, plaats te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT